56 gebrek aan stelsel?) sints 1839 behandelt. In Nederland zegt hij waren na de schikking met België in April 1839, de ministers van Oorlog (of de ministeriën van Oorlog?) de grootste bestrijders van elk rationeel stelsel van verdediging. Yan 1843 af aan is door den toenma- ligen kapitein Knoop, door Stieltjes zeiven en door anderen er aanhoudend op gewezen om sommige vestingen te sloopen en een beter verband tusschen de legersterkte en de doode strijdkrachten te brengen. In 1861 is door De Roo van Alderwerelt in dezelfde richting gehandeld geworden. Al les te vergeefs. Het was of de ministers van Oorlog er genoegen in vonden (na 1849 zoo 't schijnt door het Co mitévan defensie gesteund) om juist het tegenovergestelde te doen. Het bewijs? Juist in vestingen werden na dien tijd groote werken gebouwd, welke nooit gebouwd hadden moe ten worden en na 1866 ook geslecht zijn. Niet slechts de verspilde gelden zijn te betreurenmaar zoo als Stieltjes zegthet slechte inzicht onzer ministers van Oorlog, dat mede heeft gewerkt om het vertrouwen in onze verdedig baarheid ook bij den officier, te verzwakken. Het beste wat na 1839 in zake defensie is geschied, had plaats op aandrang der Tweede Kamer, onder tegenwerking der ministers van Oorlog. Zonder die tegenwerking hadden de kapiteins van het Nederlandsche leger reeds sedert 1851 (amende ment Sloet) een beter pensioen; en noch onlangs was het de Tweede Kamer, die de pensioenen der mindere mili tairen op een voldoend bedrag vaststelde, nadat de minister een onvoldoend cijfer had voorgedragen. Wie waren het, om ons slechts bij de parlementaire geschie denis der laatste vijf jaren ten aanzien van de Indische legerbelangen te bepalen, wie waren het anders dan volks vertegenwoordigers, die voor deze belangen bij den ver antwoordelijken minister in de bres sprongen en op de zware diensten wezen, welke aanhoudend van dit leger

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 61