62
noch niet altijd voor een ander. Bij de oplossing van
vraagstukken als dit, houde men rekening niet tal van
factoren, welke voor elk land verschillen, zoowel maat
schappelijke, politieke, oeconomische als zuiver-militaire.
Kan het al soms, door bijzondere omstandigheden, gelukken,
theoretische nabootsingen in te voeren; geen nood. De na
tuur herneemt altijd hare rechten. Elk stelsel, dat als het wa
re moet worden opgedrongendringt niet door in het wezen
van het volk, maar gaat eindelijk, hoewel het soms in
naam blijft bestaan, teniet, Is dit echter onvoorwaar
delijk waar? Neen. De bij ons volk voorheen zoo zeer
gehate conscriptie was van Franschen bodem en dus zoo
min nationaal (zoo als men dit adjectief onafscheidelijk
aan onze militie verbindt) als de tegenwoordigenog niet
populaire Duitsche algemeene dienstplicht. Maar de con
scriptie, een zachtere vorm van dienstplicht dan de zoo
hoog geroemde Pruisische, die „algemeen" heet, maar
in Nederland bij de invoering er van nooit algemeen kan
zijnheeft zichtrots den weerzin der natiemet al hare
reeds lang veroordeelde eigenschappen bij de Nederlanders
niettemin zóó inheemsch weten te maken, dat zij thans
ons land niet tot verhooging van zijne weerbaarheid strekt.
Te wenschen is het daarom, dat men, alvorens het
Nederlandsch stelsel van oefenplicht van den tegenwoor-
digen minister van Oorlog in al zijne details en gevolgen
te kennen, het bestaande militiestelsel niet onvoorwaar
delijk afkeurt of het Duitsche stelsel van algemèenen
dienstplicht onvoorwaardelijk goedkeurt. Laat ons eerst
afwachten of het stelsel van den minister De Boo voor
ons militair organisme past en strekken kan tot vermeer
dering van ons defensief vermogen.
De fout, welke naar mijne opvatting in dat organisme
schuiltis dat onze ministers van landsverdediging daar
aan te weinig nationale uitdrukking hebben gegeven. Yan