64 maar dat dit streven bij een leger, waarbij de kansen op eene spoedige bevordering tot de hoogere rangen niet groot zijn, geene sympathie kan wegdragen, is boven twij fel verheven.Yan daar de stellingdie vaak verkondigd wordt, dat onze wetgevende macht anti-militair is. En eene anti-militaire vertegenwoordiging draagt natuurlijk de schuld van de gebreken, die aan liet leger kleven. Altijd in de oogen van lien, die niet over genoeg gegevens konden beschikken en zoodoende tot oordeelen minder bevoegd waren. Zij weten die gebreken nooit aan bureau- c.ratischen eigenwaan, maar altijd aan de Staten-Generaal, aan onzen constitutioneelen regeèringsvorm. Is dat billijk? Tweemalen is het gebeurd, zoo als hierboven reeds werd gezegd, dat de Tweede Kamer zich aan eene groote mi litaire fout heeft schuldig gemaakttweemalen is zij anti militair geweest. En wellicht zal ze zich binnenkort aan eene nieuwe militaire fout schuldig maken, door de groote inkrimping van het wapen der Cavalerie in Indië toe te staan; maar wie draagt daarvan de grootste verantwoor delijkheid: de minister van Indische landsverdediging, die haar zal voordragen, of de vertegenwoordiging, die haar zal toestaan? Meermalen is het gebeurd, dat de ware belangen van het leger door de ministers van landsverdediging niet inge zien werden, dat van hen niet de bezielende kracht, de impulsie uitging, daarvoor te zorgen. Lang, zeer lang heeft het geduurd vóór dat men het intellectueel leven onder het officierskorps, dat met die belangen zoo innig verbonden is, niet in naam, maar m waarheid bevorderd heeft, door de officieren aan te sporen tot de bestudeering van de groote vraagstukken betreffende onze eigene weer baarheid en van hunne studiën gebruik te maken voor liet verzamelen van Nederlandsche gegevens voor Neder- Icindsche behoeften: wetgeving, legerorganisatie, landsver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 69