66
afwierp, werd geld als het middel aangegrepen om die
studie aan te moedigen. Yerkeerd ingezien. Geldelijke
belooning draagt weinig vruchtals zucht naar onderschei
ding door ontwikkeling niet bestaat. Opwekking daartoe
van hooger hand, door andere prikkels, werkt als een
spoorslag; maar geldbejag leidt tot beweging laag bij
den grond. Zeer gegrond waren daarom de opmerkingen
welke dienaangaande gemaakt werden in het voorloopig
verslag der Tweede Kamer over de Indische begrooting
voor 1879. De toelagen welke de officieren, die den
cursus van de Krijgsschool bijwonen, zouden genieten,
vond men te hoog gesteld en, behalve de gratificatie van
uitrusting, reeds veel voor personen, die nog enkel stu
deer en. Daarbij moesten de gehuwde officieren, lijnrecht
in strijd mét het vroeger gehuldigde beginsel om de
vroegtijdige huwelijken van subalterne officieren zoo veel
mogelijk tegen te gaan1000 meer genieten. Vooral
had de bepaling aanstoot verwekt, om hen die den cursus
met vrucht hadden doorloopen, ƒ600'sjaars boven hunne
gewone inkomsten te verzekeren, zoo lang zij in de su
balterne rangen bleven; eene bevoorrechting boven andere
voortreffelijke officieren die geene krijgsschoolvorming
hadden genoten, welke slechts ijverzucht zoude opwekken.
Stelde de minister zoo veel prijs op wetenschappelijke vor
ming, dan ware het beter en minder kostbaar om de voor
Indië bestemde officieren degelijker te doen opleiden vóór
dat zij derwaarts vertrokken en dan nu geschiedt. De
gelieele regeling ondervond daarom ernstige critiek,. ge
zwegen nog van het anti-militaire beginsel 'om een gehuwden
2en luitenant meer te geven dan een ongehuwden kapitein.
De minister van Indische landsverdediging haddie
terechtwijzing van de Tweede Kamer niet ontvangen indien
hij eerst het gevoelen ter zake had ingewonnen van de
deskundige autoriteiten in Indië. Dat scheen niet noorlig