74
echter weinig kans te zijn. Men verwachte het initiatief
daartoe nimmer van een minister van Marinemaar al
leen van een minister van Koloniëndie weet wat eene
koloniale marine tegenwoordig moet en kan zijn eu, zelf
verheven boven vooroordeelverkeerde waarneming en
scheeve voorstelling van toestanden, tevens aan de Sta-
ten-Generaal kan aantoonenwat staatsbelang in deze
aangelegenheid gebiedt.
Stieltjes heeft eenmaal in de volksvertegenwoordiging
gezegddat een goed verdedigingsstelsel de beste geldbe
legging is. Heeft de Atjehsche oorlog niet bewezen, dat
misplaatste zuinigheidniet t minst op het gebied van
het krijgswezen, zich zelve straft?
Die oorlog is voor ons allen eene bittere les. Niet het
minst voor onze militaire aanvoerdersdie zoo vaak met
zeer gebrekkige middelen hebben moeten woekeren. Toen
het leger na het uitbreken daarvan beproeving op beproeving
heeft geleden, vond de critiek een ruim veld. Laat ons echter
nimmer vergeten, dat zijdie het beleid der legeraanvoerders
in de sterkste bewoordingen hebben afgekeurdalleen dan
daartoe gerechtigd warenwanneer zij getoond hebben
beter te kunnen doen. Eene beschouwing van De ltoo
van Alderwereltover gematigdheid in critiek over oorlogs-
beleidwelke hem tot eere strekt. In zaken van wetgeving
en organisatielezen wjj van hemstaan beoordeeling en
afkeuring vrij omdat men daarbij te doen heeft met bekende
gegevens en normale omstandighedendie met juistheid
zijn te waardeeren. Maar in den oorlog is rekening te
houden met tal van factorenvan moreelen en materieelen
aarddie later moeilijk op hunne juiste waarde zijn te
schatten. Daarom is bij de beoordeeling van de handelin
gen van legeraanvoerders ook van de zijde der uitvoerende
macht voorzichtigheid plicht. Vooral gebiedt de voorzich-