100 Thans echter geschiedt die vorming gebrekkig, en valt het niet te verbloemen, dat het gehalte van het kader is verminderd. Daardoor worden van de officieren meermalen diensten gevorderd, die eigenlijk tot den werkkring van den onderofficier behooren. Dat het Indische leger tot nu toe aan de zware eischen, die het gesteld worden, heeft voldaan, is grootendeels te danken aan de zelfopofferende plichtsbetrach ting en de buitengewone inspanning van het officierskorps. Gr. moest zulks van zijne kameraden wat hooger op prijs stellen en zijne loftuiting op het kader tot betere tijden bewaren. Dit, mijnheer, de Redacteur, zijn de redenen, die mij noopten in dezen vorm tegen G. de pen op te vatten Wrijving van denkbeelden kan zeer nuttig zijn, maar die critiek wil voeren, kome goed beslagen op het ijs; met eenige los daarheen geworpen stellingen, zonder verder bewijs, sticht men geen nut, evenmin als met hatelijkheden. Waarschijnlijk zal G. ook dezen brief niet humaan noemen, doch wie kaatst, moet den bal verwachten. Ik heb gemeend tegen eene anti-critiek als die van G. te moeten op komen, al prijs ik de onpartijdigheid, waarmede Gij die in uw tijdschrift plaatstet. Maar wanneer een ieder, die eenig voorschrift critisch besproken heeft, en daartoe zal ik weldra ook behooren, blootstond aan zulk eene onbeduidende, maar zeer onheusche anti-critiek, dan zou de lust tot wer ken spoedig uitgedoofd zijn, terwijl het ons toch slechts te döen is om, ieder naar zijne beste vermogens, eenigszins tot nut van het Indische leger werkzaam te zijn. Ontvang, Mijnheer de Redacteur! de verzekering mijner hoogachting, waarmede ik de eer heb te zijn: U.W.E.G.'s dienstwillige dienaar Meester-Cornelis, den 8«n Juni 1879. II. II. Rink Kapitein der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 103