102 van alleen aan, dat de post te Riouw in 1784 tot verzekering van den handel op dat eiland werd aangelegd. De bezetting, slechts uit 1 Eur. sergeant en 33 Inlandsclie soldaten bestaande, werd voldoende geacht om een vijand te beletten, aan de zuidzijde van Tandjong Pinang te landen. Niet lang daarna schijnt men echter tot de overtuiging gekomen te zijn, dat die geheel geïsoleerde bezetting van 34 man toch wel wat al te gering was; althans in 1818 ging men er toe over, eene geheel nieuwe versterking te bouwen (eene vierkante aarden redoute van circa 50 M zijde) die nu werd ingericht voor een garnizoen van circa 100 man. Op welke wijze bij dien bouw werd te werk gegaan, blijkt nu uit het rapport van Schönermarck, de eerste technische officier, die Riouw bezocht, en de toon, die in het geheele rapport heerseht, is een duidelijk bewijs dat men aan zulke toestanden destijds gewoon was. Na de vele en in 't oog loopende gebreken te hebben opgesomd, die aan het fort als defensiewerk kleven, beschrijft S. den toestand van de militaire gebouwen te Riouw als volgt: „1°. De ophaalbrug over de gracht van het fort is in 1821 nieuw gebouwd „en bevindt zich in zeer slechten staat; men had dezelve reeds voor ruim „een jaar behooren te vernieuwen, want thans durft men er geen vat met „water meer o verrollen en is dus genoodzaakt om de voorraden van rijst, „water, arak, enz. welke dagelijks voor het garnizoen benoodigd zijn, bij „kleine gedeelten naar binnen te brengen. „2°. De kazerne, binnen het fort door de Europesche troepen geoccupeerd, „heeft eene lengte van vier en zeventig en eene breedte van een en dertig „voeten en is geheel van hout met pannen gedekt, en in geenen deele „volgens den eisch van zulk werk gebouwd, zoodat men in dezelve geene „enkele goede houtverbinding vindt; ook is het spanwerk niet sterk genoeg „om het gewigt van het dak, dat uit Portugesche pannen bestaat, te dragen; „daarenboven is dezelve zeer bedompt en heeft in stede van vensters „slechts luchtgaten; ook zijn reeds een groot gedeelte der houtwerken „op den grond afgerot. „3°. De Inlandsclie kazerne diende voorheen tot woning van den resident, „en ligt buiten het fort; dezelve is in den jare 1819 nieuw gebouwd en „in 1822 aan het Militair departement overgegeven, is echter tot deszelfs tegenwoordige bestemming geheel ongeschikt, niet alleen uit hoofde van „de ligging, maar ook door de constructie. Hier worden Rijnlandsche voeten bedoeld. Een Rynlandsche toet0.314 M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 105