105 taak. Eerstens moet men bij liet geven van bevelen altijd nagaan of de daarin vervatte lastgevingen uitvoerbaar zijn; tweedens moeten de be velen zoodanig ingekleed en op zoodanige wijze gegeven worden, dat het uitvoeren van den last niets stuitends voor den mindere heeft. Men moet het te geven bevel inkleeden naarmate van den persoon, die het ontvangt, den inhoud en den meerderen of minderen nadruk, dien het bevel vereiselit doch de hoofdzaak is, dat het bevel kort en bondig zij, dat men als meer dere, door de wijze waarop het gegeven wordt, zich verzekerd toont, dat de mindere zoo goed mogelijk de lastgeving zal opvolgen of uitvoeren, terwijl ten slotte de wijze, waarop het bevel gegeven wordt, zoodanig moet zijn, dat het den mindere geene onaangename taak zij, de lastgeving op te volgen. Dit laatste, eene der hoofdvoorwaarden bij het geven van een bevel, wordt dikwijls over het hoofd gezien, en wat is de reden, dat deze grove fout menigmaal wordt begaan Wanneer de meerdere er geene waarde aan hecht of zijn mindere hem al of niet achting toedraagt, wanneer men voldaan is als slechts de door de krijgswetten stipt voorgeschreven gehoorzaamheid bewezen wordt, of die gehoorzaamheid al of niet met genoegen betoond wordt, handelt men verkeerd. Yan daar eene dikwijls onoordeelkundige wijze van behan deling van den mindere, hetgeen niet alleen tegenover den minderen militair, maar ook jegens de onderofficieren plaats heeft, en zelfs tot de officieren wordt uitgestrekt. Dit vermindert natuurlijk het prestigewant de soldaat, menigmaal ziende op welk eene minder aangename wijze, om geene sterkere uitdrukking te bezigen, deze of gene zijner meerderen be handeld wordt, zal daardoor zijne achting en eerbied voor dezen voelen verminderen. Maar vooral de minder gepaste wijze, waarop de onder officier dikwijls behandeld wordt, is onvergeeflijk, en deze omstandigheid alleen, geeft reeds een gevoeligen knak aan de krijgstucht. Te dikwijls vergeet men het gezegde van Maurits van Saksen, de bekwaamste Fransche Generaal uit het midden der 18e eeuw„De onderofficieren zijn de ziel - van het Leger, een gezegde door zoo vele andere beroemde legerhoofden beaamd. Behalve wegens de vele en zware diensten, waarvoor de onderofficier op erkentelijkheid van zijne meerderen kan aanspraak maken, hetgeen door eene achtingswaardige behandeling betoond moet worden, zoo is daarenboven eene onderscheidende behandeling een noodzakelijk ver- eischte, ten einde den onderofficier te verheffen boven den minderen mili tair, met wien hij dagelijks omgaat en in wiens onmiddelijke nabijheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 108