110 lust voor zijne betrekking opwekken, die hij allicht aan anderen zijner kameraden zal trachten mede te deelendoor het bestrijden van ver keerde denkbeelden. Waardoor zal men nu die gunstige uitkomsten verkrijgen, opgewektheid voor zijne betrekking, achting en eerbied voor zijne meerderen? Niet anders dan door de beoefening der kameraadschap. Wordt echter deze schoone krijgsmansdeugd, die, zooals zoo dikwijls wordt beweerd, in geen enkelen stand zoozeer te vinden is als in den krijgsmansstand, tegenwoor dig veel in praktijk gebracht? Wordt een jeugdig officier na zijne indeeling als een jonger kameraad door zijn kompagnieskommandant ontvangen; zijn de eerste indrukken, waarvan dikwijls zooveel voor de verdere vorming afhangt, aangenaam; leert men den jeugdigen officier zijn meerdere niet alleen als bevelvoerendemaar ook als ouderen kameraad beschouwen? Wij hopen het, en mocht bij sommige kompag- nieskommandanten de hier geschetste handelwijze te wenschen overlaten, moge dan hunne meerderen hen het verkeerde daarvan onder het oog- brengen; want wat zij deden, is eene grove fout. Welke zijn verder de gevolgen van het in toepassing brengen van kameraadschap door de kompagnieskommandanten Bij hunne onderge schikte officieren zal gewoonlijk daardoor ook kameraadschap ontstaan zij zullen op hunne beurt hunne ondergeschikten humaan behandelen, zonder echter zwakheid te mogen betoonen, die, voor alles, als de grootste fout tegen de krijgstucht moet worden vermeden. Menig officier zal door zulk eene omgeving zijne illusiën van den militairen stand langer behouden; menig onderofficier zal door de menschkundige behandeling- zijner meerderen het nuttige zijner betrekking inzien, achting voor zich zeiven behouden en steeds trachten, een waardig vertegenwoordiger van het korps onderofficieren te zijn. Door menigeen wordt geklaagd over het meer en meer verdwijnen der krijgstucht en gewanhoopt om die ooit weder op de vorige hoogte te kunnen brengen. Dat echter het verbeteren der krijgstucht geene onherstelbare zaak is heeft nog de laatste jaren het Fransche Leger getoond, waar de bande loosheid en demoralisatie, veroorzaakt door den ongelukkigen oorlog van 1870 en den daarop gevolgden opstand der commune, weder door orde en tucht zijn vervangen. Ik heb er verder de aandacht op willen vestigen, dat, niettegenstaande de meer vrijzinnige gevoelens, die behalve in de groote maatschappij, ook meer en meer in het Leger doordringen, krijgstucht en kameraadschap

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 113