lie pendie beter aan hare roeping kon beantwoorden dan de tot nu toe gebezigde. Reeds in 1870 was het lichte vóórlaadkanon van 8cm be proefd, dat men voor de nieuwe bewapening der bergbatterijen wenschte 1 te bestemmen; meer" dan 3 jaren werden alzoo besteed tot het nemen van proeven en andere voorbereidende maatregelen, eer men in het bezit kwam van een drietal batterijen, die aan de 2de expeditie tegen Atjeh konden deelnemen. Waarlijk, die tijd was niet gering, vooral wanneer men in aanmerking neemtdat men het bestaande stelsel en kaliber van vuurmond geheel had behouden, zoodat men zelfs geene verandering in de projectielen behoefde te brengen; alleen de affuit was geheel gewijzigd. Indien er in Indië zóóveel tijd voor eene dergelijke transformatie vereischt wordt, dan begrijp ik, dat de heer De Wijs het „weinig soesah maken" noemt, wanneer ik binnen enkele maanden de artil lerie der Indische brigade van licht achterlaadgeschuthetzij van Krupp of volgens het Nederlandsche model wenschte te voorzien. De vraag is wel eenigszins gewettigd waarom men in 1870, toen men naar eene andere bewapening voor de Indische bergartillerie om zag, niet dadelijk is overgegaan tot het beproeven en invoeren van een deugdelijk achterlaadkanonin stede van te blijven hechten aan het oude stelsel, waarover in Europa reeds de staf gebroken was. De ondervinding tochin den Fransch-Duitschen oorlog opgedaanhad op beslissende wijze aangetoond, dat het vóórlaad-veldgeschut der Franschen op verre na niet was opgewassen tegen de Pruisische ach- terlaadkanonnen, die een bestrijkend, zeer juist en krachtig werkend schot en eene groote dracht hadden. In de meeste rijken van Europa toog men dan ook in aller ijl aan het werk om de batterijen der bereden artillerie zoo spoedig mogelijk met achterlaadgeschut te bewapenen. In Nederland kwam men daar mede, wegens finantiëele bezwaren, eerst in 1875 gereed. Had men in Indië tijdig tot- de invoering van een licht achterlaadkanon beslo ten en eenigen spoed gemaaktzoowel met het nemen van proeven als met het aanschaffen van het benoodigde materieel, dan zou men in April 1873 zeker een paar batterijen gereed hebben gehad om deel te nemen aan de eerste Atjehsche expeditie. Dat men dit evenwel niet deed en het bestaande stelsel behield, getuigde voor eene zekere

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 119