132
naalden te lood, dan worden twee witte lichten waargenomen, terwijl
elk blauw licht met een schuinslinkschenelk rood licht met een
schuinsrechtschen wijzerstand overeenkomt. De 8 wijzerstanden of
normaaltijpen van den in fig. 5 aangegeven sleutel worden dus bij
nacht door de dubbellichten of lichttijpen gezien, zoo als dit in fig.
7 nader is aangeduid. Het spreekt van zelf, dat de overige letters,
derhalve die, welke zich in het 2°, 3° en 4C gelid van het hiervoren
geklassificeerde alphabet bevinden, even als bij dag geseind worden,
door de beweging van den schuin te stellen wijzer 12 of 3 maal
te herhalen, evenwel, zonder daarbij liet witte licht te vertoonen.
Dewijl het witte licht daarbij vermeden kan worden door de con
structie van den telegraaphtoestel daarnaar te regelenblijft in elk
geval, zoowel des nachts als over dag, de manipulatie van het tele-
grapheeren onveranderd.
Wel moet men indachtig zijn, aan welken kant de seinontvanger
zich van den seingever bevindt. Het (over dag) schuinslinks voor
den een wordt toch een schuinsrechtsche stand voor hem, die als
seinontvanger aan den anderen kant van den seingever staat. Zoo
ook des nachts met de waarneming van de dubbellichten; ziet de
een wit rooddan zal ditzelfde nachtsein voor den anderen zich
vertoonen als rood wit (zie fig. 1).
Dit bezwaar nu kan worden verholpen door (zie fig. 2) op. den
boven dwarsligger d'w' van hek. telegraaphgebint de schijfjes of
krammen v w en »'m>' te bevestigen; voorts de einden van elk der
middentrekkoorden B en 7?' in tweëen te splitsen en elk tweede
eind v w k en over de schijfjes v iv en v'w' naar den buitenkant
te leiden.
Bij het buiten gebruik stellen van de andere gesplitste koorden
einden, v t en vf zijn dan de middentrekkoorden op eens de buiten-
trekkoorden geworden.
Had men dus om (zie fig. 2) de linkernaald schuinslinks en
de rechternaald schuinsrechts te brengen vroeger aan de buiten
koorden te trekken, gebruik makende van de gesplitste buiteneinden,
zullen door diezelfde beweging de naalden respectievelijk nu in een
schuinsrechtschen en schuinslinkschen stand worden gebracht.
Bij het seinen dus aan een buurman, die zich b. v. noordelijk