11
ook hunne stem en beweerden, dat die behouden vormen tegenover
een vijanddie voortaan ook met achterladers zou bewapend zijn
bedenkelijk, gevaarlijk en onpractisch waren. Zoo verscheen erin
1869 een kort, maar zaakrijk geschrift onder den titel „IJeber die
Preussische Infanterie", waarin de anonyme schrijver als eerste
grondstelling voor de nieuwere Infanterie-tactiek vooropstelde en ver
dedigde, dal de colonne-stelling had opgehouden een gevechtsvorm
te zijn.
Hij stelde daarom gevechtsvormcn voordie geheel van de vroegere
afweken maar die berekend waren naar den toestand, waarin ze spoedig
zouden gebruikt worden.
Yooral de volgende woorden van dien schrijver verdienen onze
aandacht
„Grij hebt aan uwe soldaten een voortreffelijk, snel en juistvurend
wapen in handen gegeven; uwe infanterie bestaat uit manschappen,
verstandig, kalm en beraden genoeg om al het voordeel, door het
vuurwapen te verkrijgenU aan te brengenindien gij al niet opziet
tegen de stroomen van nutteloos vergoten bloed, wanneer gij zulke
soldaten in colonnevorm binnen moordend werkend infauterievuur
zult brengen, dan zult ge toch moeten bekennen, dat ge roekeloos
al het voordeel van het meerendeel uwer eigene vuurwapens door
zulk een gevechtsvorm verwaarloost.
„Zoek dan betere vormen voor de opstelling en beweging uwer
infanterie in het vijandelijk vuur. Heem dus in tijds gevechtsvormen
aandie minder vat geven aan het vuur des vijandsmeer waarborg
voor het bewaren der onmisbare orde, meer zekerheid voor't geluk
ken uwer aanvallen. De gevechtskunst bestaat niet daarin, dat
men met eene hooge borst het bevel geeft om eeno menschenmassa
in het dichte vuur voort te drijven tot het bereiken van betrekkelijk
geringe uitkomsten; maar veeleer hierin, dat men met overleg zijne
krachten in werking brengt om een te voren scherp in het oog gevat
doel, in omvang en gewicht aan het krachtsverbruik geëvenredigd
te bereiken."
Majoor A. Pompe. Discussiën, Maart 1873, in de Vereeniging' ter beoefening
van de krijgswetenschap te 's Hage(