153
31. Ten slotte moet de onderwijzer den tirailleurs leeren, hoe zij te
handelen hebben bij plotselinge aanvallen van den Inlandschen vijand
met den klewang of de lans.
Wanneer, zooals soms gebeurt, een drom vijanden, voorafgegaan
door eenige voorvechters, als razenden tegen het vuur onzer tirail
leurs trachten in te stormen, dan zal alles afhangen van de bedaard
heid en onverschrokkenheid der tirailleurs.
Ligt de groep in eene veilige stelling achter eene hindernis, die
door den vijand niet in den eersten aanloop kan overschreden wor
den, dan blijven de tirailleurs bedaard doorvuren en kiezen voorna
melijk de voorvechters tot hun doelwit.
Staan de tirailleurs echter- ongedekt, of worden zij in de flank
bedreigd, dan moeten zij spoedig de groep formeeren, dat wil zeggen:
in de vuurlinie zoo snel mogelijk om den groepscommandant aan
eensluiten om op zijne commando's salvo vuur te geven.
Alle tijdroovende en onrust veroorzakende bewegingen moeten
daarbij vermeden worden.
32. De onderwijzer deelt den manschappen mede, dat zij op
gelijke wijze moeten handelen tegen een vijandelijken ruiteraanval
wanneer het zeldzame geval zich mocht voordoen, dat de Inlandsche
vijand ook met ruiterbenden in het veld verschijnt.
Hij moet den tirailleur inprentendat hij in het open veld niets
te vreezen heeft van een enkelen ruiter, en dat hij in bedekt ter
rein alle voordeelen aan zijne zijde heeft, als hij bedaard blijft en
zijn vuur tot op korten afstand spaart.
Wordt vervolgd)
By het ter perse gaan van dit gedeelte onzer studie ontvingen wij juist de
algemeene order N° 25 van 1879.
Door deze order wordt het noodige verband gebracht tusschen het nieuwe voor
schrift en de oudere deelen van het reglement. Wij zouden het doeltreffender gevonden
hebben, als deze order in het nieuwe voorschrift bij wijze van inleiding ware op
genomen geworden.
Aan 95 der Bataillonschool en 8 en 26 der Linieschool schynt echter niet
gedacht te zyn.