167 korpskommandant al dadelijk tot soldaat worden teruggesteld.Ten aan zien van medeplichtigen zal echter vooraf de beslissing ter zake van het Departement van Oorlog behooren te worden gevraagd. A. O. van 1870, N° 18. De beslissing' nopens het al of niet degra- deeren van tot detentie of dwangarbeid buiten den ketting veroordeelde militairen, waar dat niet reeds aan den korpskommandant is toevertrouwd, ingevolge het hierboven aangehaalde uit de A. O. van 1863, N° 22, zoo mede omtrent het terugkeeren in de gelederen van zulke personen wordt voortaan aan de dienstchefs overgelaten, en wanneer het Infanteristen betreft, aan de gewestelijk-militaire kommandanten, voor zoover deze den rang van hoofdofficier bekleeden. Behooren zoodanige personen na ommekomst van detentie uit het leger te worden verwijderd, dan wordt daartoe de machtiging van het Departement van Oorlog vereischt.Voorts wordt ook aan evengenoemde autoriteiten overgelaten de beslissing omtrent het bevorderen en het toelaten tot een reëngagement voor de eerste maal van- en het al dan niet toewijzen van certificaten van goed gedrag bij ontslag met een gewoon paspoort aan vroeger tot detentie en dwangarbeid buiten den ketjing veroordeelde militairen. De latere bevorderingen en toestemming tot reëngageeren worden aan de korpskommandanten toe vertrouwd.De hierboven bedoelde degradatie mag niet meer ten uitvoer gelegd worden wanneer de betrokken persoon reeds weder op vrije voeten is gesteld. A. O. van 1876, N° 78. Het bepaalde bij A. O. van 1870, N° 18 wordt ook van toepassing verklaard op de militairen, die veroordeeld zijn tot gevangenisstraf.Bij aanschrijving der Regeering dd. 27 Juni 1865 is aanbevolen, nauwlettend toe te zien, dat wegens misdrijf veroordeelde personen, na expiratie van straftijd, niet meer in 's lands dienst worden opgenomen. A. O. van 1876, N° 33. Art. 8. Bij de regeling van het gagement wordt niet in rekening ge bracht 1° de diensttijd van den wegens desertie rechterlijk veroordeelde, voorafgegaan aan zijne wederindienststelling2° de diensttijd, doorge bracht in een strafcursus, hoe ook genaamd; 3° de diensttijd, voorafge gaan aan het ontnemen der kokarde; volgens de A. O. van 1876, N° 110, gaat de nieuwe diensttermijn weder in met den dag, waarop het arrest, houdende bekrachtiging 'van het door den krijgsraad gevelde vonuis ge slagen is dan.wel met den dag, waarop bij sententie in hooger beroep op dat vonnis is beslist; 4° de tijd der hechtenis, ook der preventieve, van een militair, die veroordeeld is tot eorrectioneele gevangenisstraf of mili-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 170