170
autoriteiten mogen dus niet op eigen gezag disciplinair straffen alsof de
overtreding binnen het bereik van het IIe hoofdstuk van het R. K. viel.
Artikel 21. Zie de aanteekening bij artikel 191 C. W.
Artikel 25. A. O. van 1849, N° 9, 14. De Europeesche en Afri-
kaansche militairendie met een briefje van ontslag uit liet Indische
leger worden verwijderd, en diensvolgens aan de plaatselijke civiele
autoriteit overgeleverd wordenzoomede de gewezen militairendiena
geëindigden straftijd, naar Nederland moeten worden opgezonden, zullen
door de civiele autoriteiten en meer bepaaldelijk door de residenten in
de drie hoofdplaatsen van Java naar Nederland moeten worden terugge
zonden. Aan de autoriteitmet de verzending belast, behooren te worden
overhandigda. een extract-stamboekb. de papierenwaaruit de positie
van den man blijkt; c. de gelden, welke hij bij het verlaten'van de
gevangenis mocht te goed hebbenzoo deze minder dan f 6 bedragen
wordt het tekort uit 's lands kas aangevuld.
Zie verder de A. A. O. O. van 1876, N° 35; 1868, N°'s 6 en 13 en
1878, N° 38, in verband met de A. O. van 1866, N° 24.
Artikel 28. Zie de A. O. van 1877, N° 78, betreffende de strafhoeken
en de extracten daarvan.
A. O. van 1859, N° 29. Bij arrest van officieren zullen slechts twee
gevallen worden aangenomeneenvoudigd. i. kamerarrest met accès, en
strengd. i. kamerarrest zonder accès. Zie hierbij de A. O. van'1862,
N° 65.
A. O. van 1849, N° 8, 1. De straf van kamerarrest met accès geeft
geene aanleiding, den officier te beletten, zich vrijelijk in zijne woning en
daartoe behoorende voorgalerij en verdere appartementen te bewegen.
Alleen in geval van streng arrest zal de officier binnen de buitendeur
zijner woning moeten blijven. Omtrent het aanzeggen, opleggen en on
dergaan van straffen en de daarbij ten opzichte van officieren in acht te
nemen formaliteiten raadplege men het reglement op de Inwendige dienst.
A. O. 1860, N° 13. [Voorschrift omtrent den Raad van onderzoek] Zie
ook de A. O. van 1876, N° 2.
A. O. van 1878, N° 50. AVanneer een officier, niet tot de Infanterie
behoorende, door den plaatselijken of plaatselijk-militairen kommandant
gestraft wordt, rapporteert deze autoriteit hiervan onmiddelijk aan den
afdeelings- of gewestelijk-militairen kommandant, die hiervan even als van
de dooi' hem zeiven aan zoodanige officieren opgelegde straffen kennis geeft
aan den gewestelijken korps- of dienstchef of, zoo deze zelf de gestrafte is,
aan den algemeenen chef van het wapen of de dienst. De gewestelijke