174 bij het 24e hoofdstuk naar de A. O. N° 6 van 1873. In art. 261 zijn de woorden verder dan een half uur weggelaten zonder echter iets anders er voor in de plaats te stellen, 't geen toch noodzakelijk iswant, zooals dat artikel nu luidt, behelst het eene bepaling, die nimmer opgevolgd is, wordt of zal worden. Dit is zoowat alles wat de herziener van de vroegere drukken van het reglement op de Garnizoensdienst noodig heeft geoordeeld, te veranderen, bij te voegen of weg te laten; en men zal ons moeten toestemmen, dat dit bitter weinig is, wanneer men, al is 't slechts oppervlakkig, nagaat wat alles van het oude reglement verbeterd, bijge voegd, veranderd dan wel weggelaten had kunnen worden. Waarom wordt er ook in dezen geheel herzienen druk uog altijd gesproken van regimen ten, jagers, grenadiers, pijpers, provinciën, distictskammandantengemeen tebestuur, chacot, provinciale kommandanten, laatste barrière, detache menten tot veldontdekking bij het openen der poorten, enz., enz., te veel om op te noemen, en dat in een geheel herzien reglement, gewijzigd voor het O. 1. leger! Er wordt nog herhaaldelijk (art. 1, 3, 14) naar bepalingen verwezen, vervat in het oude „algemeen reglement van administratie voor de landmagt in Nederlandsch-Indië". Bepaald te veroordeelen is het, dat aan 't slot van art. 10 en in art. 23 en 24 nog altijd de vaste straffen op bepaalde feiten gesteld zijn, 'tgeen bij artikel 182, 2° alinea van het reglement op de Inwendige dienst verboden is. In artikel 122 (bladzijde 38) is weer de oude druk gevolgd en de hoeveelheid competeerende olie opgegeven in strijd met het bepaalde bij tarief N° 42. Mocht men er later toe overgaan,- een geheel nieuw reglement voor de Gernizoensdienst samen te stellen, dan zouden we de volgende wenken willen geven. In artikel 47 wordt eene samenstelling van detachementen voorgeschreven, die zeer ondoelmatig is; bij 8 escouades b. v. slechts 2 sergeanten en 4 korporaals in te deelen, is te weinig. Waarom niet voorgeschreven (zooals in de slotalinea van art. 50 voor de kavallerie wordt bepaald) dat de detachementen, gekommandeerd en samengesteld zullen worden, zooals bij de reglementen op de exercitiën is voorgeschreven Billijkheid in het verdeelen der dienstbeurten is niet genoeg te prijzen; onzinnig is echter de bepaling, vervat in art. 48, laatste alinea, waar bij is voorgeschreven, dat de beurt van arbeid aan de vestingwerken van den eenen oorlog of belegering tot den anderen zal gehouden worden Art. 63 moet voor zoover noodig voor het Indische leger gewijzigd wor den; zooals het nu luidt kan het moeilijk worden opgevolgd. In art. 69 wordt ten opzichte van het afmarclieeren der wachten verwezen naar art.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 177