175
59 van het reglement op de Inwendige dienst, waar de eerste diensten
na de reveille worden behandeld. In art. 74 wordt voorgeschreven de
wachten af te deelen volgens art. 69 van het reglement op. de Inwendi
ge dienstwaar het soepeten met al den aankleve van dien uitvoerig
is behandeld. De bepaling aan 't slot van art. 73, dat ieder soldaat voor
zien moet zijn van een aftrekker, had achterwege kunnen blijven. Moet
men geen medelijden hebben met hen, die volgens art. 92 met ongedek
te hoofden de orders, enz. moeten ontvangen? Wat in art. 189 omtrent
de schilderhuizen wordt gezegd, zal ook wel tot de vrome wenschen be
lmoren. In art. 142 wordt nog altijd naar art. 148 verwezen, niettegen
staande men reeds in den tweeden druk leest, dat dit artikel vervallen is!
Wanneer art. 145 als vervallen beschouwd kan worden, zooals uit de
nota er op blijkt, waarom wordt het dan niet weggelaten? De beruchte
2C alinea van art. 231 komt nog altijd voor en de overdreven nauwkeurig
heid in de redactie is gebleven. Zoude het niet verkieslijker zijn, te be
palen dat de manschappen bij het inhalen van rondesenz. de geweren
zullen vellen in plaats van vaardig te maken, ten minste in vredestijd?
In art. 285 had in plaats van den geheelen of halven kring- doelmatiger de
carrévorm kunnen wórden voorgeschreven, waarvan de eene zijde door
delinquent, auditeur-militair, officieren-commissarissen, enz. enz. wordt inge
nomen," zooals in de werkelijkheid ook altijd plaats heeft. Wat een geluk, dat
de strenge bepaling in art. 302 over 't algemeen op uiterst humane wij
ze wordt toegepast! Wordt art. 306 in werkelijkheid opgevolgd, dan
hebben de daarbij bedoelde officieren waarlijk geene gemakkelijke, ja dikwijls
eene onmogelijke taak. Dat ten slotte de beide bijlagen, bepalingen be
helzende, vervat in A. O. van 1836 en 1844, weder overgenomen zijn,
.kan, met het oog op al het voorgaande, geene verwondering meer baren.
Wij .worden daarin naar de Soldatenschool verwezen, bij het ÏTederlandsche
leger in 1860 ingevoerd; en er wordt nog altijd gesproken van een
gezwinden pas, van passen van 2 rijnlandsclie voeten, enz. Ook lezen
wij daar de bepaling, dat de soldaat in vredestijd niet met den ransel
mag worden bezwaard
En hiermede hebben we genoeg gezegd van een slecht reglement, dat
in het jaar 1878 als een geheel herziene druk den officieren en het kader
in handen werd gegeven, maar reeds sedert jaren algeheele herziening,
naar waarheid, vorderde. Laat ons hopen, dat men spoedig moge over
gaan tot de samenstelling van een geheel nieuw, maar tevens bruikbaar
reglement, M,