15
waren opgenomen en waardoor voorloopig een einde aan alle proeven
en afwisselende inzichten gekomen en men weer tot vaste tactische
vormen geraakt is.
Het 1 ïuisiscli bataillon is sterk 1026 man en telt 4 compagniën.
De compagnie is verdeeld in 3 pelotons, (Züge) die door officieren
worden gecommandeerd. Die Züge zijn in Halbzüge, en deze in twee
Feueigiuppen verdeeld, zoodat een Feuergruppe eene sterkte van
ongeveer 20 man heeft.
Bij het formeeren van eene tirailleurlinie wordt dadelijk ten minste
één Halbzug uitgezwermd.
Het sprongsgewijze avanceeren mag eerst op ongeveer 500 pas van
den vijand beginnen, opdat de krachten niet te veel verbruikt en
hot vooruitkomen vertraagd worden. De sprongen zijn 50 a 80 passen
gioot. De ondeisteuningstroepen kunnen in linie of in kleine colonnes,
en bij uitzondering uit de flank, achter de tirailleurlinie volgen. (Bij de
oefeningen gewoonlijk op 100 pas afstand.) Gaan de tirailleurs sprongs
gewijze vooruit, dan volgen de soutiens eveneens sprongsgewijze.
Als het versterken van de tirailleurlinie noodzakelijk wordt, mag
dit niet geschieden door het verdubbelen der groepen (Eindoubliren)
en mogen de oorspronkelijke pelotons en sectiën niet gescheiden en
in geen geval dooreengemengd worden, opdat de eenheid van com
mando behouden blij ve.
Bij het snelvuur moet altijd het aantal patronen gecommandeerd
worden, dat in ééns mag worden verschoten.
Waar het vijandelijk vuur zulks noodig maakt, moeten ook de
achteiste liniën zoodanige formatiën aannemen, dat de uitwerking van
dat vuur zoo gering mogelijk wordt. Derhalve kan het doelmatig
zijn om die liniën of eene er van geheel of gedeeltelijk in compag
niescolonnes of in linie te formeeren. Ook kunnen de compagniën
zich in linie ontwikkelen of in halve pelotons of sectiën afbreken.
Do compagniescolonne is de eenige formatie, die in het vijandelijk
vuur (zoowel van infanterie als van artillerie) te gebruiken is; der-
Intussehen leert de studie der gevechten van de jongste oorlogen, dat eene door-
eenmengmg van tactische onderdeden, in weerwil van de strengste gevechtsdisciplinc,
soms onvermijdelijk was. Men denkc ook aan de bestorming der groote mesigit in
Atjeh op 12 Januari 1874.