231 nings keuze voor de zoo gewichtige betrekking van legerkommandant, zooals men zegt, reeds verleden jaar op den jongsten Kolonel van liet legei was gevestigd, en de schoone carrière, die de tegenwoordige chel der II afdeeling achter zich heeft, getuigen dat men hier te doen lieeit met mannen, geteeld uit de élite van het leger. Doch dit ontneemt niets aan de oneigenaardigheid van den tegenwoordigen toestand, dat het wapen der Infanterie feitelijk geen eigen cAe/heeft. Even oneigen aardig zou het b. v. zijn, dat, wanneer de chefs van de Artillerie en Ge nie eens Generaais-Majoor waren, toevallig aan het hoofd van het eene wapen een Generaal-ofïicier van de Infanterie, en aan het hoofd van het andere wapen een Generaal-ofïicier, van de Kavallerie af komstig, werd gesteld. Zonder den eerbied en dé hoogachting uit het oog te verliezen, die we voor de hier bedoelde Opperofficieren koesteren, is het slechts ons doel, voor de toekomst zoodanige regeling voor te stellen, dat de belangen van het wapen der Infanterie beter verzekerd worden eene regeling dus, waarbij het voor den vervolge onmogelijk zal zijn, dat dit wapen geen deskundigen chef hebbe. De belangen toch van elk wapen worden het best begrepen en gevoeld door den chef, die in dat wapen is opgegroeid, alle lief en leed er mede heeft gedeeld en, last not least, de officieren van dat wapen vooral de ouderen van dagen, de hoofdofficieren dus buiten de conduitelijsten om, kent. Hoe noodig reeds is om bij het wa pen der Inf. te blijven die personenkennis om eene goede keuze te doen voor het bezetten van de vele gewichtige plaatsen, welke voor den infanterie-hoofdofficier zijn weggelegdHoe belangrijk ook is reeds alléén het kiezen van hoofdofficieren als den mili tairen chef in de buitenbezittingen. Om zulks te kunnen doen, moet öf de chef der II afdeeling van het Departement van Oorlog, dien majoor, overste of kolonel wij herhalen nog eens die uitdrukking buiten de conduitelijsten om in zijn doen en laten kennen. Wij achten het volstrekt niet onmogelijk, ja, wij hebben er zelfs de beste gedachten van, dat de tegenwoordige generaals,, wier betrekking in dit opstel wordt bedoeld, met hart en ziel de belangen van het wa pen der Infanterie zullen voorstaan even goed als die der andere wapens doch het is en blijft eene waarheid, dat geen dier beide

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 234