233 aan te vulleneene omstandigheid, waaraan niet kan worden gedacht, wanneer de chef wie hij ook zijimmer buiten de Infanterie geleefd hebbendeslechts zeer weinige officieren van dat wapen per soonlijk kent. Wel weten wij, dat met het bezit van een eigen iu- fanteriechef de volmaaktheid in het al dan niet bevorderen der infanterieofficieren nog niet bereikt zoude zijn, doch aannemende dat tot inspecteur gekozen werd een der oudste hoofdofficieren van dat wapen, die door buitengewone kunde en meer andere eischen voor die betrekking de aangewezen man zoude zijn, dan toch zoude een zoodanige inspecteur vele malen kunnen verhinderen, dat ongeschikte officieren bevordering maken, terwijl minder ongeschikten worden gepasseerd, (a) Daarom zouden wij het eene billijke daad noemen, wanneer de II afdeeling van het Departement van Oorlog gereorganiseerd, en daarbij als eisch gesteld werddat de chef dier afdeeling een hoofd- of opper- officier der Infanterie is, terwijl dan het kommandement der lc militaire afdeeling op Java, waar men 6 bataillons Infanterie, 1 eskadron kaval- lerie, 2 batterijen benevens 2 kompagniën vestingartillerie moet tellen, even als tot 1869, weêr aan een Gfeneraal-Majoor werd opgedragen. Door dezen maatregel zou men in het eerste geval niets meer behoeven uit te geven dan bij de tegenwoordige vicieuse regeling, een gevolg van de reorganisatie van het Departement van Oorlog tijdens het legerkommando van den Generaal Kroesen, waarbij men, bij al het goede, dat ze had de reorganistie van het Ministerie van Oorlog onder De IIoo van Alderwerelt, al heeft men dit in Nederland ook niet willen erkennen, is daarnaar gemodelleerd eene groote (a) Wij herinneren ons een geval bij het Nederlandsche leger, dat nog zoolang niet geleden is. Een kapitein der Infanterie werd door zijn bataillons- en regiments-komman- dant ongeschikt voor den majoorsrang geacht. Daarmede niet tevreden, verzocht de kapitein, dat de inspecteur der Infanterie hem naar den Haag zou doen opkomenom hem theoretisch en practisch te beproeven. Dit geschiedde. Die kapitein werd daarop in de Maliebaan voor het front van een paar bataillons grenadiers geplaatst, om in de Linieschool te exerceeren. Dat exerceeren ging intusschen zoo goed, en het scheen, dat ook al het overige niet minder goed was geweest, dat die kapitein, niettegenstaande zjjn 50 jarigen leeftijd, op zijne beurt majoor en daarna luitenant-kolonel werd. Dat hier recht geschiedde, had de belanghebbende te danken aan den inspecteur der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 236