234
zaak over het hoofd zag, namelijk de Infanterie, even als vroe
ger, zonder chef te laten. En van de keerzijde dier reorganisa
tie zien wij thanstien jaren laterde gevolgen.
Intusschen zal de tijd moeten leeren, of die fout later geheel zal
geneutraliseerd worden door eene goede keuze van afdeelings- en
gewestelijk-militaire en bataillonskommandanten, zoo dat het wapen
der Infanterie het gemis van een eigen chef niet eens zal gevoelen.
Daartoe zal echter noodig zijn, dat in de eerste en voornaamste
plaats de bevordering in de hoogste rangen, speciaal den kolonels- en
luitenant-kolonelsrang, met allen tact geschiededat in het bij
zonder voor die rangen niemand worde in aanmerking gebracht, die
daarvoor niet ten volle geschikt en bekwaam zij. Zijn toch de
kolonels en luitenant-kolonels (ook deze laatsten, omdat een groot
deel van hen als militaire kommandant op eenige buitenbezitting met
het gezag van een kolonel is bekleed) goed wetenschappelijk, ook
zedelijk hoog ontwikkelde, tevens practische, flinke officieren (die
ook van tijd tot tijd nog eens op een exercitieterrein in gestrekten
galop de gelederen langs gaan) dan volgt van zelf al het overige.
De keuze van een zoodanigen kolonel of overste, om een kapitein
tot majoor, of een majoor tot luitenant-kolonel te doen bevorderen,
kan dan bezwaarlijk slecht zijn. De kolonel of overste, gewestelijk-
militaire kommandant, zal dan niet een kapitein tot majoor ongeschikt
verklaren, alleen omdat de bataillonskommandant dit zegt, doch
ook omdat hij kolonel of overste zich van de minder goede kwali
teiten van dien kapitein op intellectueel gebied en van diens mindere prac
tische geschiktheid heeft overtuigd. De hoogste chefs echter zoo als
zulks reeds sedert vele jaren het geval is bemoeien zich niet genoeg
met hunne onderhebbende officieren en den troep. Wanneer ziet men
een kolonel der infanterie te paard, b. v. bij de uitvoering van eenige
manoeuvre? Helaas zelden, ja eens in het jaar, bij de monstering
en jaarlijksche inspectie, wanneer alles in rep en roer in het kam
pement is, omdat de kolonel komt, een man, dien de meeste sol
daten niet eens van aangezicht kennen. a
(a) Wij willen den Kolonel niet elke week, ook niet elke maand in het kampement
zien, opdat de komst van dien koogeren chef voor den soldaat een événement blvjve,
doch wij willen hem er toch meer zien dan eens per jaar.