235
Zoodra echter de jaarlijksche inspectie afgeloopen is, neemt de
soldaat, de onderofficier, dikwerf ook de officier, weder voor een
geheel jaar afscheid van zijn afdeelingskommandantdie zich met
geene velddienstoefening, geene talctische vooronderstellingen, geen
tirailleerenin 't kort, met geene enkele oefening van een der in-
fanteriekorpsen in zijne afdeeling het gansche jaar door bemoeien
zal; gezwegen nog van de oefeningen der andere wapens, waarover
hij, blijkens zijne instructieook een wakend oog moet houden.
Op het afdeelingsbureau teruggekeerd, heeft de kolonel zich weer
voor de schrijftafel te plaatsen, om met behulp van twee officieren
den chef van den staf der afdeeling en den afdeelingsadjudant
en een viertal schrijversde dagelijksche zaken ai te doen, sterkte
en emplacem'entstaten na te zien en eenige brieven aan het leger
bestuur en andere autoriteiten door te zenden.
Om evenwel eens eene taktische veronderstelling van een bataillon
Infanterie in de omstreken van het garnizoen bij te wonen, eene
wetenschappelijke bijeenkomst van officieren te zien leiden, in stede
van eens in het jaar het notulenboek voor gezien te teekenenkust-
batterijen en arsenalen in gezelschap zijner officieren te gaan zien,
met hen eene tournée te maken naar de voornaamste accessen in den
naasten omtrek, onder zijne oogen door den troep veldwerken en
chicanemiddelen te doen maken daaraan wordt niet gedacht. De
bureauzaken gaan' voor, en als die slechts rnarcheeren, gaat het
althans zoo schijnt het ons toe in de afdeeling opperbest toe. Op
het einde van het jaarzoo hooren wij in gedachte den kolonel redeneeren,
zullen de conduitestaten ingevuld door den korpskommandant
voor den legerkommandant weder het noodige licht ontsteken, opdat
Zijne Excellentie wete, wat hij aan luitenant A of kapitein B al
dan niet heeft.
Deze opvatting van den werkkring van den territorialen komman-
dant, die tevens geen bataillonskommandant is, is zoo algemeen
dat het bij het meerendeel der jongere officieren tegenwoordig niet
eens in het hoofd opkomt, dat het anders zoude moeten zijn.
Dat de hier beschreven toestand gedeeltelijk niet .geheelzooals
velen denken, want in vroegere jaren zag men hetzelfde in gematig
der vorm aan den langdurigen oorlog, dien het leger voert, moet