236 worden toegeschreven, is waar. Van het hoogste belang is het dus, dat het tegenwoordig legerbestuur beginne, zeer strenge eisch'en te stellen voor eene bevordering van een kapitein tot majoor, van majoor tot overste, en van overste tot kolonel. De tegenwoor dige Minister van Oorlog denkt er blijkbaar ook zoo over, en we wenschen het Nederlandsche leger daarmede van harte geluk. Hoe hooger men in een leger stijgthoe grooter de eischen moeten worden voor eiken opvolgenden rang. Op die wijze heeft men in de hoogste rangen, stellig eminente, kundige officieren, terwijl de overigen, al naar mate van hunne bekwaamheden, in mindere rangen hun baton de marechal zullen hebben te zien. Niet ten volle voor be vordering geschikte officieren mogen nu éénmaal ook volgens de wettelijke voorschriften geene promotie maken. Hebben die gepasseerde officieren hun vol pensioen verdiend, dan behooren zij de militaire dienst vaarwel te zeggen. In de eerste en voornaamste plaats geldt dit voor de officieren van hoogen rang, de bevel voerders wier prestige door eene passeering ten zeerste wordt geschaad. Binnen kort zal wellicht de pacificatie van Atjeh een voldongen feit zijn. Voor het Leger breekt dan weêr de tijd aan van het dienen- Dien tijd hebben we in lang niet gekend. Dat er echter ook bij de Infanterie goed gediend worde, volgens dezelfde beginselen, de zelfde opvatting, dezelfde gedachte! Wie is de aangewezen persoon, die van dat alles voor het wapen der Infanterie het leidend en bindend centrum moet uitmaken; die er voor waken moet, dat de oefening van den troep op de hoogte van den tijd blijft, fat goede reglementen samengesteld en andere herzien worden, dat het intellectueel leven der officieren vooral der jonge officieren meer onder controle komt; en dat omtrent dit allesgezwegen nog van de oordeelkundige hand having der krijgstuchtdezelfde begrippen heerschenmaar deze zich niet regelen naar de telkens afwisselende inzichten van de afdeelings- en gewestelijk-militaire kommandanten, van wie gerust kan worden gezegd: zoovele hoofden, zoovele zinnen? Het antwoord hierop ligt voor de hand: de man, die voor de belangen van het wapen aan sprakelijk isde Chef van het wapen der Infanterie. Eene slechte legerorganisatie bleef het wapen dien chef onthouden. Eene reorganisatie op een goedkoopje, nu tien jaren geleden, van het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 239