MILITAIRE IARSCHEN II INDIE.
Wij leven gelukkig in een tijd, dat liet niet noodig is, de aandacht
in te roepen voor eenige regelen uit het groote boek der Militaire
Hvgiène. In dat opzicht hebben wij een grooten stap voorwaarts gedaan
want, terwijl zich tegenwoordig een ieder beijvert, daarvan minstens een
oppervlakkig denkbeeld te hebben, ten einde door zijne kennis er van
gunstig op het lot van den soldaat te kunnen influenceeren, en de ge
zondheidsleer aldus niet meer het uitsluitend eigendom van den militai
ren geneesheer is, zoo was dit vroeger niet het geval, en behoeven wij nog
zoovele jaren niet terug te gaan, om op de erbarmelijkste wijze de eerste
lessen der hygiëne te zien venvaarloozen. Yaak moest dan ook
het échec, dat door de troepen geleden werd, daaraan toegeschreven
worden, dat het uitnemend gezegde van den grooten krijgsoverste
Turenne: „mon bien le plus précieux c'est la santé du soldat", niet
gekend of ten minste niet toegepast werd. De soldaat, vooral hier
in Indië, is toch al zoo zeer blootgesteld aan ziekmakende invloeden,
welke, deels aan zijne betrekking eigen, en deels aan het klimaat
te wijten zijn, en die niet weggenomen kunnen worden, dan dat
het niet een dure plicht van ons is, te wijzen op alles wat in dat
opzicht nog voor verbetering vatbaar is, zonder de belangen van de
dienst er door te schaden. De Algemeene Order 102 van 1872,
over de practische oefeningen der vier wapens, geeft mij daarom
aanleiding, een enkel woord in het midden te brengen over de
militaire marschen.
De eenige bepaling, waarbij eenigszins nauwkeurig omschreven
wordt hetgeen in acht te nemen is bij het maken van militaire
marschen, vinden wij in de Algemeene Order No 4 van 1844, 4.
Wat men overigens nog vermeld vindt in het Reglement op de