252
den en die intervallen zijn in de verschillende reglementen en door
onderscheidene schrijvers wel op verschillende wijzen aangegeven, maar
loopen au foud toch weinig uiteen. In het Pruisische reglement lezen
wij
„De beide manschappen, die in gesloten orde één rot vormen,
blijven steeds bijeen. In geheel open terrein mag de'afstand tusschen
de rotten niet meer dan 6 pas bedragen. In boschachtig of doorsne
den terrein kan van een regelmatigen afstand geene sprake zijn. Tot
beter overzicht van de groepscommandanten blijven de tirailleurs
van eene groep dan als gesloten vuurgroep bijeen. In open terrein
blijft tusschen de groepen een interval van eenige passen^ opdat de
groepscommandanten hunne groepen nauwkeurig kunnen gadeslaan."
In het Fransche reglement is de gew one afstand bij de oefeningen
bepaald op 6 pas voor elk rot; maar de groep moet geoefend worden
om op het commando van den groepscommandant zich meer uit te
breiden of dichter aaneen te sluiten. In het gevecht hangt die afstand
af van het terrein of van den aard van 't gevecht.
Uit het Belgische reglement zijn de volgende regels af te leiden
„De normale onderlinge afstand van man tot man is 3 pas. Gedurende
den marsch onderhouden de tirailleurs dien afstand en de richting
naar den man, op wien de groep verspreid werd. De intervallen
tusschen de groepen hangen van het terrein af. Zij moeten zoodanig
gekozen worden, dat het voorliggend terrein op werkzamen afstand
door kruisvuren kan bestreken worden."
Het Oostenrijksche reglement schrijft voor, dat de afstand der zwer
men moet gewijzigd worden naar het terrein, het gevechtsdoel en de
veehtwijze des vijandsdoch dat de ruimte zóó afgemeten moet worden,
dat op ongeveer 2 pas frontbreedte één tirailleur komt. Ha het
opnemen van de soutiens vóór den stormaanval komt alsdan op eiken
pas fiontbreedte eén man. Dit laatste is ook bij eene hardnekkige
verdediging geoorloofd.
In het Zwitsersche leger blijven de manschappen van'hetzelfde
rot dicht bij elkanderde normale afstand van man tot man bedraagt
eén pas; het maximum van frontuitbreiding is 5 pas per rot. Het
normale interval tusschen de groepen bedraagt op het oefeningsveld
de helft der frontbreedte van eene ontwikkelde groep.