253
De Overste Von Scherff neemt als grondslag aan, dat een bataljon,
hetwelk in verband met andere strijdt, in den regel geen grooter
gevechtsfront mag beslaan dan 300 a 500 pas. (Duitsche pas
0.80 M). Op dit front ontwikkelt hij tot inleiding van het gevecht
eene geheele compagnie, ter sterkte van 200 geweren, „en tirailleur hij
verkrijgt daardoor op elke lj a 2j- pas fronthreedte één tirailleur en neemt
dit als normaal aan voor een beslissing zoekend gevecht. Hoe meer dek
king het terrein oplevert, hoe meer breedte de tirailleurlinie mag beslaan
bij het avanceeren. Deze uitbreiding moet echter binnen zoodanige gren
zen blijven, dat eene eenhoofdige leiding van den aanval en het concen-
treeren van het tirailleurvuur op het aanvalspunt mogelijk blijven.
Andere Duitsche schrijvers stemmen hiermede vrij wel overeen. De
generaal Von Wechmar spreekt echter van sterke tirailleurliniën met
groote groepenafstanden en kleine soutiens, gereed om in de intervallen
der tirailleurgroepen te schuiven.
De generaal Lewal stelt als positieven grondslag, dat het gevechts
front van een troep bepaald wordt door het aantal'manschappen op
één gelid arm aan arm te plaatsen. Dit is het maximum, noodig
voor de laatste periode van het gevecht, de beslissing. Hij rekent
daarbij op eene ruimte van 0.70 M. per man, verkrijgt dus voor eene
compagnie van 200 geweren, die niet zelfstandig strijdt, een gevechts
front'van 140 M. en voor een bataljon (4 comp., waarvan 3 in front,
1 in reserve) een gevechtsfront van 420 M. Elke compagnie ontwik
kelt in het begin slechts gedeelte harer sterkte „en tirailleur",
waardoor op elke 2.10 M. van de frontlijn één tirailleur komt. Haar
zijne indeeling der compagnie is elke groep 11 man sterk en beslaat
in verspreide orde circa 22 M, Binnen deze grenzen sluiten de
manschappen meer of minder aaneen naar gelang van het terrein,
doch zij plaatsen zich nooit achter elkander. Hij acht het niet nood
zakelijk, dat het gevechtsfront met eene samenhangende tirailleurketen
bezet wordt. Als het terrein er zich toe leent, vindt hij het beter
om daardoor de grootst mogelijke vuuruitwerking te ve'rkrijgen. Is de
gedaante van het terrein echter niét gunstig, dan mogen in de tirail
leurlinie eenige openingen blijven, mits zij niet te groot zijn en slechts
tusschen de groepen be'staan. De pelotonscommandanten moeten in
dat geval de noodige maatregelen nemen en de manschappen in elke