255 TJit de verschillendedoor ons genoemde, reglementaire bepalingen, zoomede uit de studiën van Von Scherff en Lewal kan men als algemeene regel afleidendat tot het laatste tijdperk van den strijd (het vuurgevecht kort vóór den stormaanval) op eiken pas van het front één tirailleur noodig is. De grootste uitgebreidheid in frontdie dus eene niet zelfstandig strijdende compiagnie mag beslaan, wordt verkregen door hare man schappen op één gelidnagenoeg arm aan armte plaatsen. Wel is waar wordt in die reglementen en bij die schrijvers ge rekend op eene tegenpartijdie even goed bewapend is als de eigen troepmaar ongeveer dezelfde sterkte heeft. Tegenover de slechtere bewapening van den Inlandschen vijand weegt evenwel zijne veel grootere getalsterkte open zullen wij dus wel doen met ons tot dezelfde grenzen van uitbreiding te bepalen. Wij zullen nu eens ook voor Indië voor den pas de vrij algemeene maat van 0.75 M. kiezen. Het gevechtsfront eener compagnie van 96, 112, 128, 144 en 160 man bedraagt dan respectievelijk 72, 84, 96, 108 en 120 M. Ieder man heeft dan eene ruimte van 0.75 M., die voldoende is om in alle houdingen te vuren. Tot de voorbereiding van den stormaanval, het vuurgevecht, ontwikkelt de compagnie gewoonlijk de helft harer sterkte „en ti railleur", en houdt zij de andere helft „en soutien achter. (Zie 33 van het reglement.) Dit „en tirailleur" ontwikkeld peloton moet dus de ruimte vullendoor het gevechtsfront der compagnie bepaald. Zien wij thans of de afstanden en intervallen van het reglement daarop gebaseerd zijn. Uit de 1 en 102 der recrutenschool valt af te leiden, dat de man in gesloten orde eene frontbreedte van 0.55 M. noodig heeft. Bij het verspreiden moeten de manschappen een onderlingen af- stnnd van één pas of 0.63 M. nemen,, derhalve beslaat de tirailleur- groep van 12, 14, 16, 18 en 20 man eene uitgebreidheid in front van 13,50; 15.90; 18,25; 20,60 en 23 M. Zoodra twee groepen te gelijk verspreid worden, moet er tusschen kaar een interval van ten hoogste 25 pas of 15,75 M. onderhouden blijven en beslaat eene sectie van bovengenoemde compagnieën eene front breedte van respectievelijk 42.75, 47.50, 52.25, 57 en 62 M., waaruit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 258