259
daarbij geheel. De landingsdivisie schaarde zich vlug in groepen
of hoopen en opende een moorddadig vuur op de koene ruiters; te
moorddadiger, wijl de paarden bang voor het vuur warenen gaarne
het hazenpad gekozen zouden hebben, maar met rötanslagen tegen
het vuur werden ingedreven. De strijd tusschen paarden en ruiters
was voor velen noodlottig, want het gaf den onzen gelegenheid tot
een goed schot. Het verlies der Boniers werd geschat op 125 a 150
man; zij lieten 31 ruiters en 6 paarden op de plaats van het gevecht
achter. Ons verlies bedroeg één matroos en één Inl. soldaat. (Bladz.
391). Ook in het gevecht van den 28 Februari keken onze tirail
leurs, geleerd door vroegere gevechten, goed uit en formeerden zich
vlug en flink in groepen of hoopen, waarbij het geheel zóó imposant
en dreigend was, dat de Bonische ruiterij zelfs geene enkele ernstige
poging tot den aanval heeft durven doen. (Bladz. 434). Men bedenke,
dat met uitzondering van eenige oudere officieren er wellicht geen
enkelmilitair bij de geheele expeditie was, die te velde ooit tegenover
cavalerie gestaan had. De meeste onzer soldaten hadden nooit een
cavalerieaanval gezien. Men weet thans, wat die cavalerie is en dat
ze ver boven hare waarde stond aangeschreven." (Bladz. 395.)
Wanneer men nu weet, welke resultaten de met tromplaadgeweren
bewapende infanterie reeds verkreeg tegen de Inlandsche ruiterij, dan kan
men met gerustheid aannemen, dat onze infanterie met hare tegenwoor
dige bewapening van die ruiterbenden niets te vreezen heeft, terwijl
bovendien haar optreden tegen die Inlandsche ruiters tot de zeldzaam
heden behoort. Wij vinden die 20 als uitsluitenden maatregel tegen
cavalerieaanvallen dan ook vrij overbodig, en zagen daarvoor liever
in de plaats gesteld de maatregelen, door de tirailleurgroep te nemen
tegen eene Inlandsche bende voetvolk, die op haar tracht in te stor
men, zooals b. v. tijdens de Ie Atjehsche exp.editie is gebeurd bij de
tweede landing onzer troepen. (Zie 31 en 32 onzer grondregels.)
Hoe in de Europeesche legers over het gevecht van Infanterie tegen Cavalerie
gedacht wordt, deelden wij reeds in eenige uittreksels van de reglementen mede. In
zijne Tactique de combat zegt de generaal Lewal: „L'expérience a montré que, même
sur de l'infanterie en retraite, les charges demeuraient impuissantes."
„La charge aura une action sur l'infanterie en retraite et fortement ébranlée; elle
n'entamera point une troupe qui se retire en bon ordre. Contre l'infanterie en posi
tion, la charge échouera infailliblement."