270 De uniformverandering voor het Indische leger. De aankondiging in het Indisch Militair Tijdschrift N° 5 yan dit jaar, dat door het legerbestuur reeds voorstellen zijn gedaan tot wijziging der bestaande uniform, zal zekerlijk bij een ieder grooten bijval vinden, de wijl daardoor aan eene sedert jaren reeds erkende behoefte voldaan zal worden. Maar de aangename indruk over die tijding werd, verder lezende, aan merkelijk gematigd, door de medeeling, dat de uitvoering nog ver in het verschiet ligt, door dat de uitvinding van een beter hoofddeksel, dat aan alle daarvoor te stellen eischen kan voldoen, nog steeds op zich laat wachten. Dat het vinden van een beter hoofddeksel het meeste hoofdbreken zou de kosten, was gemakkelijk te voorzien. Het samengaan van de twee hoofd- vereischten, waarvan het eene iseene flinke hoogte van het hoofddeksel, zooals men die hij helmhoeden heeft, waardoor de werking der zonnehitte op het hoofd getemperd wordt, van het uiterste belang vooral hij langdu rige marschen, is onmogelijk, omdat het andere hoofdvereischte met het zoo even betoogde lijnrecht in strijd is. Een hoofddeksel moet vooral voor langdurige marschen zeer licht zijn, gemakkelijk te behandelen, vast op het hoofd zitten, zoodat bij het door trekken van onbegaanbaar terrein, vooral kreupelhout, geen gevaar voor gedurig afvallen bestaat, dat lastig en vermoeiend isdaavoor dient echter het hoofddeksel zoo gering mogelijke afmetingen te bezitten, en dus ook de hoogte tot de kleinst mogelijke afmeting terug gebracht te worden. Hoe aan de zoo even genoemde eischen, zonder nadeel voor elkander, te voldoen, zal ik hier niet trachten te betoogen. Zoo veel anderen heb ben reeds zoo lang dit netelige vraagstuk trachten op te lossen, zonder nog tot een gewenscht resultaat te zijn gekomen, dat ik mij van elk ver der oordeel daaromtrent zal onthouden, behoudens ééne opmerking echter, dat mijns inziens het aannemen van een ander hoofddeksel voor het Molia- medaansche element van ons leger geene aanbeveling verdient. Eerstens hebben de godsdienstige begrippen der Mohamedanen, die bij ons in dienst treden, naar ik heb meenen op te merken, niet veel te betee- kenen, en komen zij in dat opzicht weinig overeen met de Mohamedanen van het Britsch-Indische leger of die van het Fransche leger in Algiers, die oneindig fanatieker zijn, en veel grooter eerbied voor den tulband en zijn drager koesteren dan onze Javaansche Mohamedanen, bij wie al zeer weinig achting voor den hadji of Arabier bestaat, hoogstens eenige vrees, in-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 273