- 289 noemd. Hiervan is echter N° 1 in strijd met 2 punt 3, van t zelfde voorschrift, alwaar den groepscommandanten bepaald bevolen wordt, den afstand aan de tirailleurs bekend te maken, wat ook verreweg het beste is en waartoe het commando N° 2 gebezigd wordt. Het commando en vuur N° 3 (Vrij snelvuur) druischt zoo lijnrecht in tegen eenc goede vuurdiscipline, dat men bij de troepen te velde van het Indische leger in -de laatste jaren veel liever salvo's dan snelvuur- bezigde. De praktijk heeft daarover dus reeds sedert lang uitspraak gedaan, maar de samensteller van het reglement schijnt dat nog niet te hebben geweten. De beide laatste alinea's van 12 behooren in de grondregels te worden opgenomen. In de 13 en 14 is de onderscheiding in 1° en 2° geval uit de vroegere tweede afdeeling der Compagniesschool ingelascht. Het Nederlandsche voorschrift op het tirailleeren kent die onderscheiding- niet; ze zou eigenlijk ook te belachelijk zijn om er bij stil te staan, indien het niet juist de oplossing van een der gewichtigste vraag stukken der nieuwere vechtwijze gold, namelijk, om zoo spoedig mo gelijk, met zoo weinig mogelijk verliezen, zóó dicht bij den vijand te komen, dat men hem door het geweervuur zulke beslissende ver liezen kan toebrengen, dat hij den stormaanval niet durft weerstaan. Dat onderscheiden in twee gevallen wordt nog belachelijker, als men weet, dat juist het 1° geval (het gelijktijdig vooruitgaan der geheele tirailleurlinie, als men nog op vrij grooten afstand van den vijand is) in de werkelijkheid toegepast wordt om zoo spoedig mogelijk zooveel terrein te "pinnendat men den vijand onder het zeer werk zame schot krijgt. Dit is dus juist het tegenovergestelde doel van het reglement. Is men binnen de grenzen van het werkzame ge weervuur gekomen, dan gebruikt men het sprongsgewijze avanceeren om vooruit te komen, waarbij men zich wel met spoed van de eene stelling naar de andere verplaatst, maar waarbij het terreinwinnen gewoonlijk veel langzamer zal gaanomdat men nu zelf ook in 's vijands In het verslag der operatiën in de XXVI Moekims (Javasche courant van 18 Juli 1879) wordt bij herhaling gewezen op het gunstig gebruik van salvo's door In fanterie. Wij vonden in datzelfde verslag de bevestiging van 't geen wij over de sterkte der compagnieën schreven. Die sterkte was o. a. 122, 143, 161 minderen; hij ééne afzonderlijke compagnie zelfs 200 minderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 292