317
ker) groep om de beweging aan te vangen, en den commandant van
de linker (rechter) groep om die beweging door liet vuur zijner groep
te ondersteunen.
De eerstgenoemde groepscommandant begeeft zich met zijne groep
voleens 8 63 vooruit naar de eerstvolgende terreindekking.
De andere groep volgt die beweging niet, voor dat de eerste gioep
haar vuur heropend heeft; zij begeeft zich dan tot nagenoeg op ge
lijke hoogte van de eerste vooruit.
Heeft de tweede groep haar vuur heropend, dan snelt de eerste
op nieuw voorwaarts.
Deze beweging wordt aldus bij opvolging voortgezet, totdat de on
derwijzer oordeelt, dat hij den vijand dicht genoeg nabij gekomen is
om na het snelvuur den stormaanval te ondernemen; hij comman
deert dan:
1. Halt.
2. Snelvuur.
De beide groepen stellen zich ongeveer op gelijke hoogte en ope
nen het snelvuur; de groepscommandanten bepalen het aantal patro
nen.
Bij deze bewegingen moeten de groepscommandanten er vooral vooi
waken, dat het interval bewaard blijft.
69. Het verdedigen eener stelling geschiedt naar de beginse
len van 65de onderwijzer zal hierbij in toepassing trachten te
brengen, wat in 34 omtrent het verkrijgen van kruisvuren is ge
zegd.
Het sprongsgewijze met afdeelingen (groepen) terugtrekken geschiedt
naar de beginselen van 66 en 68.
70. Wanneer de tirailleurlinie uit de flank marcheert en het
vuur moet openen, zal de onderwijzer naar gelang van den afstand,
waarop de vijand van de tirailleurs verwijderd is, het tirailleurvuui
voor enkele of voor alle tirailleurs commandeeren. De tirailleur, die
vuren moet, begeeft zich zoo mogelijk eenige passen uitwaarts, maakt
halt en front naar den vijand, geeft vuur en herneemt vlug zijne
plaats in de groep.
Niet altijd laat het pad, waarlangs de groep marcheeren moet, eene
dergelijke handelwijze toe; het zal dan beter zijn, dat de groepscom-
o