324 in één woord bijna niets is mot elkander overeen te brengen. En toch wil hij dezelfde beginselen van legervorming, kadervor ming en onderwijs bij de Wet voor beide legers vastgesteld hebben en voor het pensioenwezen gelijktijdige wettelijke regeling doen plaats hebben van de maritieme pensioenen. Verder wenscht hijA. een militieleger en B. de staande armee. A. zou alleen betrekking hebben op Nederland. B. daarentegen moet omvatten: 1. De Indo-Ned. strijdkrachten, waartoe behooren alle inrichtingen van militair onderwijs, de pupillenschool, de werkplaatsen, de instruc- tie-afdeelingen voor de 4 wapens, afdeelingen van de vrijwilligers uit het Nederlandsche leger, waarbij de 'uit Indië terugkeerende onder officieren en soldaten, die voor de dienst aldaar physiek ongeschikt zijn, doch in Nederland bruikbaar geacht worden (officieren, kader en manschappen dezer afdeelingen zouden telkens, geleidelijk, moeten dienen tot uitzending en aanvulling van de koloniale armee)., een korps mariniers, een koloniaal werfdepot tot werving van vreemde lingen en 2. de koloniale armee, uitsluitend bestemd tot verdediging der Ko loniën. (tegen welke vijanden wordt niet gezegd). Zonderlinge samenvoeging van heterogene bestanddeelen, welker verbinding zou moeten aansluiten aan de artikelen 178 en 180 der Grondwet, altijd gelijk J. D. S. zich dat voorstelt! Doordat J. D. S. zijne denkbeelden niet ontwikkelt en toelicht, blijft het voor ons een raadsel, hoe hij zijne „Indo-Nederlandsche strijdkrachten gelijkelijk wil doen strekken voor het Nederlandsche in het koloniale defensiewezen. Het eerste toch is gebrekkig en het tweede, dat nog niet is vastgesteld, zal, onder do hoede van het Mi nisterie van Koloniën, wel zoo goed als onmogelijk worden. Waar om niet rondweg gezegdIndië behoeft of mag zich niet tegen een buitenlandschen vijand verdedigen? Het zou dan veel gemak kelijker zijn voor het Indische leger, en de uitgaven zou men kunnen verminderen ten voordeele van .liet Nederlandsche defensiewezen, hetwelk nioet berusten op de Nederlandsche vestingwetwelke ont worpen is tegen een, volgens de begrippen van vele in Nederland wonende specialiteiten, met meer grond veronderstelden aanval eener

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 327