329
komt, dat Engeland meester ter zee is en onze scheepvaart zich meer
en meer naar het buitenland verplaatst.
J. D. S. klaagt er over, en te recht, dat de Nederlandsche mili
taire specialiteiten in en buiten de Staten-Generaal het zoo zelden
eens zijn over de Nederlandsche defensie en het legerbeheer, tciwijl
hij zelf, misschien beter dan menige zoogenaamde specialiteit, over
tuigd moet zijn, dat hiervoor gegronde redenon bestaan. En toch
wil hij, die voorgeeft, zich de Indische belangen zoo zeer aan te trek
ken, het Indische defensiewezen afhankelijk doen zijii van de half
slachtigheid en partijzucht, welke in Nederland ook omtrent militaire za
ken steeds voorzit, een land waar de militaire huishouding, om wel
ke reden dan ook, zelf zoo vreemd wordt beheerd. Yan hem mag
niet verondersteld worden, dat hij het Indische leger slechts zou wil
len doen dienen als eene brug om tot de verbetering van hetNedei-
landsche defensiewezen te komen, aangezien hij kan, althans moet
weten, dat, daar de eisclien en toestanden der beide legers zoo geheel ver
schillend en dikwerf met elkander in strijd zijn, zij ook verschillend be
heerd moeten worden, en eene zelfde wettelijke regeling voor de op
leiding' en aa nvulling van officieren, kader en minderen slechts ten
koste van de Indische weerkracht kan plaats hebben.
Niet alleen individueele voorrechten, niet alleen individueele belan
gen zullen daardoor geschaad worden, zooals hij zegt, dat gebeuren
zal, tengevolge van de door hem voorgestelde regeling, en waarmede
niets anders dan Indische individueele belangen kunnen bedoeld wor
den, maar ook elk mogelijk Indisch defensiestelsel moet daardoor
onuitvoerbaar worden gemaakt.
En heeft Indië zoo iets verdiend?
Maar zelfs, afgescheiden van die individueele voorrechten en be
langen, achten wij het beantwoorden zijner dubbele vraag nutteloos,
alvorens een Indisch defensiestelsel is aangenomen, niet alleen in
het belang van het behoud der koloniën, maar ook voor Nederland
zelf. De behandeling van het onderwerp, door J. D. S. vooropge
steld, moge niet prematuur wezen, het vraagstuk betreffende het
verband tusschen de strijdkrachten van Nederland en de bezittingen
is het zeker. En waartoe zou zulk eene oplossing dienen Om nog
meer verwarring te brengen in Nederland, en eene zoo lang gewenschte