330
samenwerking der ministeriën van landsverdediging nog langer verwij
derd te houden, zoo niet onmogelijk te maken?
J. D. S. zegt, dat hot Kon. besluit van 19 October 1843, waarbij
o. a. bepaald werd: „De koloniale werving wordt met overleg, doch
zonder dadelijke bemoeienis van het Departement van Koloniën, be
stuurd door dat van Oorlog," diende tot ontknooping van den laat-
sten band, die feitelijk tusschen de beide legers bestond. Hoewel wij
het met hem niet eens zijn, dat hierdoor een band en nog wel de
laatste band tusschen het Nederlandsche en het Nederlandsch-Indi-
sche leger werd verbrokenschijnt hij over het hoofd te zien, dat in
1857 een der banden van meer teederen aard tusschen het Indische
leger en de Marine werd verbroken door het splitsen der opleiding-
van kadetten en adelborsten; terwijl de door de Departementen van
Koloniën en van Marine in het leven geroepen afscheiding van de
Geneeskundige dienst voor de legers en de vloot groote nadeelen
heeft opgeleverd, niet het minst op finantiëel gebied.
Eono wettelijke, wel te onderscheiden van eene staatsrechtelijke
regeling van de verhouding der levende strijdkrachtten van Neder
land en Nederlandsch-Indie, gelijk de Minister Yan Bosse den 2™
November 1878 schreef in zijne Memorie van beantwoording bij de In
dische begrooting, achten ook wij noodzakelijk, maar niet vóór dat de In
dische defensie door samenwerking der ministeriën van Oorlog, Marine
en Koloniën is geregeld en niet door het Ministerie van Koloniën alleen.
Een klein proefje van wat van zulk eene regeling door het Ministerie
van Koloniën voor de Indische defensie te wachten is, geeft ons te
zien. het tegen alle Indische militaire adviezen in terugbrengen der
- 7 eskadrons Indische Cavalerie tot 2 eskadrons! De Nederlandsche
militaire specialiteiten, die op dit punt niet kunnen verschillen, zul
len het niet willen gelooven, dat binnen kort in Indië het feit zich
zal vooidoen, dat de zoo noodzakelijke en gewichtige kondschaps-,
verkeunings-, veiligheids-en ordonnancedienst der Cavalerie, bij
een oorlog met een buitenlandschen vijand, door twee eskadrons, elk
van 120 Europeesche ruiters, zal moeten geschieden op een eiland, dat
ruim 4 maal grooter is dan Nederland en eene gedaante heeft, waar
bij de genoemde diensten op de uitgebreidste schaal zullen toegepast
moeten worden, wil eene verdediging ocnigszins mogelijk zijn. (Dat