332 (Ierland is sterker met een goed defensiestelsel zijner bezittingen dan met een, waarvoor ieder Indische militaire specialiteit (wij hopen dat I. D. S. aan het bestaan van zulke personen in Indië gelooft, hoe wel wij redenen hebben het te betwijfelen) zijne schouders ophaalt. Bovendien, de liberale beginselen bij regeeringshandelingen, welke in Nederland in strijd zijn met eene uitbreiding van het staande leger, zijn in Indië veel minder gangbaar, omdat vele verbeteringen in het steeds actieve leger niet zonder geldelijke opofferingen kunnen ge schieden, welke opofferingen in Europa dikwerf noodlottig- zijn voor de welvaart van het land, doch in Indië voordcelcn opleveren. Om het openliggende gebied te beschermen tegen mogelijke aan vallen van mogendheden, die slechts door vrees in bedwang gehou den worden, is Duitsehland eenigszins verplicht tot instandhouding zijner uitmuntende militaire instellingen, maar het kan niet ontkend worden, dat de geldelijke opofferingen daarvoor zeer zwaar drukken op den voorspoed van het rijk, tengevolge waarvan nadeelen ont staan, welke in de laatste tijden zoo duidelijk aan het licht zijn ge komen. De onkosten voor het Indische leger daarentegen kunnen slechts voordeelen voor het moederland afwerpen, vooral wanneer de instellingen voldoen aan het behoud der Nederlandsche bezittingen. Mag in Nederland meer inkrimping van het staande leger wen- schelijk zijn en de militie meer op den voorgrond treden, in Indië is zulks onbestaanbaar. Hier is een staand leger, gevormd uit vrij willigers, de eenigste hoop op het behoud der Koloniën, terwijl eene reserve tot aanvulling der verliezen in oorlogstijd niet in Nederland, maar in Indië aanwezig moet zijn. Het is geene tot critiek geneigde waanwijsheid, welke onwille-, keurig bij het groote publiek een gewichtig aanschijn aan den op merker geeft, die ons het voorgaande deed ternederstellen, maar een oprecht gevoel van plichtsbetrachting bij het handhaven der eenheidwelke, van een nationaal standpunt beschouwd, gehandhaafd moet worden door de beide Nederlandsche legers en de vloot, en eene -innige belangstelling in het Indische leger, dat voortdurend lijdende is aan onvervulde behoeften ten gevolge van eenzijdige op vatting en misplaatste zuinigheid, gepaard met centralisatiegeest en heerschzucht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 335