334
worden, in het bijzonder bij een klein leger, waarbij de aanvulling
in tijd van oorlog zoo moeilijk kan geschieden.
Eene vermeerdering of vermindering van het aantal stafofficieren
mag echter niet willekeurig geschieden. Dit zou weinig voordeel
aanbrengen, omdat daardoor eene wanverhouding ontstaat met de
overige deelen voor het leger en in strijd wordt gehandeld met eene
goede organisatie en formatie van het geheel, welke alleen* op het
recht van bestaan, op de bestemming van het leger en op de eischen
van den oorlog moeten gegrondvest zijn.
De inrichting van een Generalen staf moet overeenkomstig den
aard en de organisatie van liet leger zijn, zegt Rüstow zeer terecht.
Maar wanneer een leger telkens verminderd of uitgebreid wordt,
naarmate dit voor bestaande toestanden of ook wel Hederlandsclie hojfie-
belangen noodig wordt geoordeeld, zonder dat daarbij van vastgestelde,
goede beginselen wordt uitgegaan, wanneer dat leger onvoldoende is of
geene eigene instellingen heeft, en de samenstelling en inrichting er
van grootendeels op comptabel-administratieve grondslagen berusten,
met verloochening van strategische en het defensiestelsel betreffen
de belangen, dan is de vraag zeer begrijpelijk: hoe moet een Generale
staf worden ingericht volgens dat axioma van Rüstow.
Keurt men daarom de inrichting van den tegenwoordigen Indischen
Generalen staf al op goede gronden af, zoo mag niet uit het oog
worden verloren, dat juist die tak van het leger, waarop zooveel
aankomt en die speciaal daarvoor opgeleide of gevormde officieren
vereischt, niet zoo gemakkelijk is samen te stellen of te reorganiseeren.
Voorkeur van het eene wapen of dienstvak boven het andere mag
in een leger niet bestaan. Elk wapen, elke dienst is onmisbaar.-
Het valt echter niet te ontkennen, dat, naar gelang eenig onder
deel van het leger tijdelijk meer op den voorgrond treedt, ja somtijds
geheel op zich zelf handelt, en dit zonder nadeelige gevolgen kan
doen, hieraan wel eens de voorkeur wordt geschonken, en door velen
bij eene oppervlakkige beschouwing als het voornaamste deel van
het leger wordt aangemerkt. Zij echter, die dieper doordenken en het
gebruik der' wapens en diensten kennen, zullen dit niet doen.
Geen onderdeel van het leger treedt in vredestijd op zulk eene
weinig merkbare wijze te voorschijn, vooral voor hen, die slechts op