336
en meerendeels bekend waren met de dienst van den Generalen staf.
Maar waartoe naar den vreemde te gaan? Is de Atjehsche krijg,
om slechts dezen Indischen oorlog te noemen, voor ons geene dure
les geweest, waarvan wij nog de wrange vruchten plukken, dat liet
ontbreken van een Generaion staf gedurende de vredesjaren vóór
1873 en het niet aanwezig zjjn van een korps werkelijke stafofficie
ren op het oorlogsterrein bij de le en 2e expeditie ons vele en groote
nadeelen heeft berokkend
De algemeene leiding alsmede het voornaamste intellectueele or
gaan voor het opperbevel bij deze expedition buiten beschouwing
latende, omdat de buitengewone omstandigheden bij deze veldtochten
het zeer moeilijk maken om aan te geven in hoever do soms zeer
gebrekkige leiding daarvan voor rekening moot komen van den staf,
zoo is genoegzaam uit de bekende bijzonderheden gebleken, dat die
staf voor zijne taak niet behoorlijk was voorbereid en vreemd was
in zijn werkkring. De stafofficieren waren te weinig vertrouwd met
de rechtstreeksche leiding van troepen, enz., terwijl de spionnendienst
zeer gebrekkig was georganiseerd.
Wel mag men den staf niet voor alles verantwoordelijk stellen, vooral
niet bij het oorlogvoeren tegen Inlandse,he vijanden, waarbij niet
alleen officieren, maar ook onderofficieren en soms minderen dikwerf
een zelfstandig begrip van den oorlog moeten hebben om alles goed
te doen gaan, maar zeker is het, dat de staf eene zeer groote wrij
ving had te overwinnen door gebrek aan voorbereiding in vredestijd,
ten nadeele van zijne verplichtingen tijdons den oorlog.
Men vergeet maar al te vaak, dat, al is er ook betrekkelijk wei
nig verscheidenheid in de toepassing der middelen, do troepenleiding
op haar zelve beschouwd eene kunst is, en dat het goed gebruiken
van troepen in eiken oorlog op eene menigte wetenschappen berust.
Er bestaat in Europa geen land, dat zulk eene grondige en moei
lijke studie vereischt voor de bestuurders dan Ned.-Indië, en waar
een Generale staf in vredestijd zulke gewichtige diensten kan bewij
zen tot voorbereiding voor eiken oorlog, waartoe het Indische leger
kan geroepen worden, zoowel ter verdediging tegen een buitenland-
sehen vijand, als om de opgestane bevolking der onderworpen deelen
.tot hare door ons gestolde plichten te brengen, of onafhankelijke