-SO- Het IIe deel van het reglement omvat de oefeningen van groote afdeelingenbataillonregiment en brigade. Het bataillon bestaat uit 4 compagniën en telt op oorlogsvoet 18 officieren en 898 strijdbare manschappen. Staan de compagniën elk in gesloten colonne met de hoofden op gelijke hoogten en met 3 pas intervalle, dan ontstaat de massa] staan die compagniescolonnes naast elkander met deploiementsaf- standdan wordt dit colonne-linie genoemd; staan de compagniën in linie naast elkander met 3 pas intervalle, dan heet dit de ontwik kelde linie. De colonne-formatiën van het bataillon zijn de open-, gesloten- en dubbele colonne. In het bataillon vormen de compagniën de dispositie-eenheden welke tot bereiking van een gemeenschappelijk doelin min of meer gelijken vorm, op gelijke of op verschillende momenten in werking gebracht worden. Dit te regelen, het samenwerken der compagniën voor het beoogde doel te verzekeren en de uitvoering na te gaan, is de taak van den bataillonscommandant. Hij moet ten allen tij de zijn naaste doel duidelijk aamvijzen. Hij voert zijne vereenigde compagniën met de stem aan of zendt zijne bevelen door den batail- lonsadjudant. Zijne bevelen moet hij zooveel mogelijk door de re glementaire waarschuwingscommando's uitdrukken; of wel hij deelt eene korte dispositie mede, die zijne voornemens duidelijk kenbaar maakt. Eene rechtstreeksche inwerking van den bataillonscommandant op den troep heeft dus zelden plaats; het zoogenaamde stramme exer- ceeren of drillen eindigt met de compagnies-instructie. Als algemeene grondregels voor het gevecht geeft het reglement de volgende aan. De aanvoering in het gevecht mag nooit passief zijn. Geen bevel hebber mag alleen van vormen zijn heil verwachten. De aandrang tot offensief, krachtig vooruitgaan, moet iederen bevelhebber, tot zelf den pelotonscommandant, bezielen. Yerwijzen echter hoogere bevelen of de omstandigheden tot het defensief, dan moet dit met de uiterste hardnekkigheid doorgezet worden. De commandant maakt zijne onderbevelhebbers bekend met liet gevechtsdoel en de wijze waarop hij het gevecht denkt te voeren. De onderbevelhebbers moe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 33