340
Om een goed stafofficier te worden, is meer dan eene gewone
studie noodigen al moge hij zich zelf gevormd of eene opleiding
daartoe verkregen hebben, zoo moet eene voortdurende, ja steeds uit
gebreider studie van zijn leger en zijn land en eene beoefening der
militaire wetenschappen zijn hoofddoel blijven, om met gerustheid en
zelfvoldoening de vraag bevestigend te kunnen beantwoorden: „ben
ik uitgerust om ten allen tijde en in alle omstandigheden in Indië
als stafofficier op te treden."
De toetssteen voor de uitvoering is voorzeker eene beredeneerde,
door eigen studie verkregen wetenschap, welke steeds de beste voor
bereiding is; want elke handeling spruit voort uit het door het oor
deel gevormd besluit, welk oordeel op kennis moet berusten.
Eene generale stafwetenschap bestaat niet. De Generale staf staat
op een algemeener standpunt dan de andere wapens en diensten, en
werkt meer op groote schaal, waartoe bijzondere personen noodig zijn.
Zij, die zich steeds met een bijzonder wapen of eene enkele dienst
hebben bozig gehouden, zijn noch bij eenig ander wapen of dienstvak,
noch bij den Generalen staf op hunne plaats. Iemand, die slechts
geschikt is, een goed plan te teekenen of een terrein in kaart te
brengen, is evenmin een voortreffelijk ingenieur of een bekwaam tech
nisch artillerist, als deze personen goede officieren van den Gene
ralen staf zijn. De ingenieur en de technische artillerist moeten een
zijdig, de Generale stafofficieren veeldzijdig zijn ontwikkeldde eersten
moeten de doode stof, de laatsten de levende massa's begrijpen en
behandelen met al hetgeen daarmede in verband staat. De bruik
baarheid van een Generale stafofficier bestaat in hoofdzaak in zijne
bekendheid met alle militaire wetenschappen. Hij moet vertrouwen
opwekken, zoowel door zijne kennis, als door zijne moreelo karakter
eigenschappen, terwijl de vormen bij de uitvoering van de dienst en
alle uitdrukkingen in hem een beschaafd man moeten doen zien.
Geholpen door ondervinding, verkrijgt hij zoodoende den noodigen
tact om naar eiscli met personen om te gaan, zonder dat, in verband
met bescheidenheid, de noodige vastheid van karakter, zoowel tegen
over meerderen als tegenover minderen, hem daarin eene verhinde
ring kan zijn.
Yan geen officier, tot welk wapen of dienstvak hij ook moge be-