hooren. wordt zooveel zelfverloochening geëisclit als van hem, ton
einde zijne verhouding tot meerderen en zijne ondergeschiktheid te
genover den Chef te bewaren.
Het valt niet te loochenen, dat, om een ruimen blik te krijgen,
iets te begrijpen en te overzien, eene veelzijdige ontwikkeling noodig
is; zulk eene ontwikkeling, aangevuld door speciale kennis zijner be
trekking, is een vereischte voor den stafofficier, ten einde daardoor
met meer gemak eene spoedige uitspraak te doen en adviezen te ge
ven aan zijne Chefsterwijl het hem zelfvertrouwen schenkt, hem
doet begrijpen wat hij noodig heeft tot zijne verdere vorming, en hem
een tegenwicht doet vinden tegenover eenzijdige opvatting der overi
gens zeer gewenschte krijgsondervinding, om het gevaar te ontgaan
zijn oordeel te vervalschen.
Ieder officier van den General en staf moet steeds kunnen aantoo-
ncn, dat hij zijn tijd goed blijft besteden, wat hij voor zijn land,
voor de voorbereiding tot den oorlog en voor zijne juiste kennis der
vermoedelijke oorlogstooneelen heeft gedaan, alsmede wat hij voor
zijne eigene lioogere opleiding verricht. Al wat door de officieren
van dat korps wordt verzuimd of nagelaten, straft zich later veel
strenger dan bij elk ander deel van het leger; want bij het uit
breken van een oorlog moet rekenschap gegeven worden van den
vredesarbeid.
Hierdoor wordt het mogelijk, een der gewichtigste en grootsche
werkzaamheden van den Generalen staf in tijd van oorlog te vol
brengen het ontwerpen der plannen, en bij de uitvoering den com
mandant der expeditie met raad en daad bij te staan.
Kampong MaJcasarSeptember, 1879. L.
Wordt vervolgd.)