345 hier aangateekenddat ik reeds in 1874 bewees, dat ik mij binnen de reglementair aangegeven minimum afstanden gehouden had. Ik wil echter van deze gelegenheid gebruik maken om in het licht te stellen hoe onwelwillend dergelijke aanvallen zijnwanneer zij komen van de zijde van deskundigen waaronder de Generaal zoo gaarne gerekend wil worden die weten, en zulks dus bij ondervinding, hoe men in onze Indische oorlogen, immer het onbekende ingaande en detailkaarten vol strekt missende, bij het onverwacht stuiten op den -vijand, niettegen- staancle men van liet terrein niets weet dan de doorloopên lijntoch dadelijk en in hetzelfde oogenblik eene hijpotkese moet maken omtrent 's vijands opstellingdiens sterkte en het terreinwaarop men zich bevindt, en daarbij tevens aan de artillerie, ambulance en infanterie plaatsingen moet aanwijzen, alvorens tot handelen over te gaan. De betrekking van kolonnekommandant is de moeilijkste opdrachtdie men te velde kan ontvangen, omdat de kansen tot mistasten zoo veelvuldig zijn. Tel brille au premier rang bij den staf b. v. qui s eclipserait du secondheeft schijnbaar veel van een paradox, maar zou zeer zeker bij den een of ander nog wel tot waarheid kunnen gestempeld wordenwanneer men zulk een beoordeelaar van de bij Indische gevechten genomen maatregelen eens aan de bovengenoemde eischen ging toetsen. Opmerkelijk verder is de bepaalde ontkenning van de patouilleerorder, welke ontkenning waarschijnlijk gegrond is op do onmogelijkheid voor mij en anderen op straffe van demissie om dat stuk bekend te maken; want een andere uitweg bestaat niet. In die order toch werd Menig theoreticus eindelijkdie nu uit een volkenrechtelijk oogpunt juist zich heftig tegen het branden verzet, zou voor zijn persoon tot branden overgaan, wanneer hij handelend in den oorlog moest optreden en op het terrein leerde inzien, dat zijne beschouwingen met de praktijk in strijd waren, en dat lieel eenvoudig het ten onder brengen van een land als Atjeh zonder branden onmogelijk isalthans jaren langer zou durendat wil zeggen tientallen van millioenen meer zou kosten. Een bewijs hoe ten deze theorie en praktijk lijnrecht tegen elkander overstaan, gat Gteneraal Van Swieten zelf op den 29on Januari 1874. Die Generaal had in 1860, tijdens hij.de eer had, het Noderlandsch-Indisohe Leger te kommandeeren, eene voor dat leger niet zeer vleiendeinaar in Neder/and zeer veel effect makendedagorder uitgegevenwaarin een parallel werd getrokken tusschen de onder Turenne in 1674 plaats gehad hebbende verwoestingen in de Palts en die, bij onze Indische expeditiën gepleegd. Welnu, op 29 Januari 1874, de eerste en eeltige maal, dat Generaal Van Swieten, na het uitgeven van die dagorder, voor zijn persoon in het vuur kwam, is er ongehoord gebrandzóódat wij het te Penajoeng, ongeveer een uur gaans ver, op klaarlichten dag konden zien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 348