350 werden) en gedurende mijn verblijf op een dezer posten n. l.Bitjoli, van af 17 Juli t/m IJ October 1877, fungeerde te .Ternate als Eerstaanwezend Officier van Gezondheid, een collega der le kl. die op den 27™ April 1877 met eene versterking van 50 bajonetten aldaar aangekomen was, en wel van af dien datum tot den 30™ November 1877- De aanhaling en omschrijving van het bovenstaande acht ik noodzake lijk om te kunnen bewijzen, dat de ééne Alfoersche rekruut.die wegens eene stijve hand als voor de dienst onbekwaam naar zijn land is moeten worden teruggezonden, niet door mij is gekeurd; want, ware dit het geval, dan was mij, die dezen rekruut keurde, de vergoeding van de (door deze onnauwkeurige keuring) aan den lande berokkende schade opgelegd geworden, wat tot heden to er niet heeft plaats gehad. Veronderstellen wij echter, dat de bedoelde, wegens lichaamsgebreken later afgekeurde rekruut door mij gekeurd is wat mij met het oog op het bovenstaande niet waarschijnlijk voorkomt zoo is liet nog geene logische gevolgtrekking, door dit ééne geval van niet nauwgezette keuring de ernst der keuringen van een groot aantal rekruten in het algemeen in een twijfelachtig daglicht te stellen en te beweren, dat de keuring zeer veel te- wenseken heeft overgelaten. Denkt de geachte schrijver van het opstel „De Alfoeren in het Ned.-Indische Leger" soms, dat een genees heer evenals de Paus onfeilbaar is? Slechts in dit geval zoude het mogeljjk wezen, dat allo zijne handelingen zonder fouten waren. Wij zijn echter allen menschenen hieromtrent zeiden reeds do RomeinenErr are humanum est". Den knapsten geneesheer kan het overkomendat hij nölens volens bij een groot aantal keuringen het eene of andere over het hoofd ziet, vooral wanneer deze keuringen plaats hebben op een tijdstip, dat daarvoor minder geschikt is-, als bijv. in den vóóravond. Dit laatste nu is gedurende mijn verblijf te Ternate dikwijls gebeurd, zoodat ik, behalve de keuring, 's morgens bij de garnizoensdienst, nog 's middags, na afloop der dienst, in de ziekenzaal, een tiental zoogenaamde Terna- taansche Alfoeren moest keuren. Bat de keuring serieus ivas en wel niets te wenschen heeft overgelaten bewijzen de volgende statistische gegevens. Soms waren er dagenwaarop 20 25 personen door den sergeant-werver voor de keuring aangebracht werden. Van die 20 a 25 werden zeer dikwijls 15 a 20 afgekeurd, als ongeschikt wegens lichaamsgebreken en slechts 5 goedgekeurd. Neem ik het geheele aantal der van af 1876 1878 gekcurdcn, hetwelk bij benadering het cijfer 350 400 bereiktein aanmerking en vergelijk ik het met het cijfer der goedgekeurden, zoo kan ik gerust beweren, dat 7®§'o en slechts 25°/0 goedgekeurd werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 353