BOÈKBESCJlODfflNG. Over het bevorderen van officieren, door H. E. Kleijn oud-kapitein, referendaris bij het Departement van Oorlog. Breda P. B. Nieuwenhuijs. 1879, Het isook bij vreemde legersecne erkende waarheiddat eene regeling op de bevordering, het ontslag en de non-activiteitstelling van officieren een der moeilijkst op te lossen vraagstukken van militairen aard is. Bij het vaststellen van elke regeling is steeds strijd, 011 veel strijd, gevoerd over de beginselen, waarop zij behoort te rusten. Maar afgeschei den van dien strijd, heeft men bij liet tot stand brengen der grondsla gen van dergelijke regeling, bij het leger zelf te kampen met allerlei bezwaren, onkunde, eigenwaan, zelfzucht, eigenbelang, wantrouwen, vrees voor willekeur, idealisme, en zoo de regeling, als publieke zaak, ook publiek wordt behandeld strijd voor werkelijk bestaande of ver meende rechten. Toch valt het niet te ontkennen, dat de bezwaren vermindoren, dat er ontwikkeling te bespeuren is in de vormen, die do stof beheerschen. In die vormen ziet men langzamerhand meer orde komen en daardoor een stelsel zich ontwikkelen, dat op bepaalde regels rust, waarbij willekeur, zoo veel mogelijk, wordt uitgesloten. Zoo veel mogelijkomdat het volmaakte niet te eischcn is van menschen met ver schillende karakters, die zelfs de beste wet moeten toepassen. Dit geldt voor beide hoofdstclsels van bevordering: bij ancienneteit en keuze waarvan zoowel de voor-als nadeelen door den schrijver helder en boeiend worden uiteengezet. Ook of men voor de bevordering bij keuze het stelsel der examens met dat der conduitébeoordeelingen of het laatste alleen, al dan niet behoort toe te passen. Als de schrijver vervolgens in de woorden van Walter Scott de eischen zoekt, die hij aan eene goede wet op de bevordering stelt, namelijk dat zij 1° is best adapted to the existing state of the country which it governs

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 365