384 moeten dan met hun tijd woekeren om klaar te zijn tegen den aan vang der herfstmanoeuvres. Met het oog op dien toestand krijgen de bovengenoemde bepalingen recht van bestaan, al zjjn ze in beginsel ook streng te veroordeelen. Zoolang in het Neder- landsche leger de militie zoo kort onder de wapens blijft, zullen de oefeningen steeds onvolledig en gehaast, nooit grondig kunnen zijn, en moet men zich met den overste Dommers verwonderen, dat er bij de herfstmanoeuvres nog zulke b'evredigende resultaten worden verkregen. In het Indische leger, dat uitsluitend uit vrijwilligers bestaat, be hoeft men den compagniescommandant aan geen tijd te bindenmoet men integendeel van hem eene zoo grondig mogelijke oefening zijner compagnie vorderen, en is het dus eene kapitale fout te noemen, als het reglement zelf tot onnoodige haast, tot overijling, tot opper vlakkigheid aandrijft. In diezelfde 4° alinea vau 33 komt nog eene onjuiste uitdruk king voor: „om allen in den korts ten tijd tot tirailleurs te vormen." Die vorming tot tirailleur echter geschiedt reeds bij de depotbatal jons. (Zie de voorafgaande bepalingen.) De compagniescommandant bij een veldbataljon leidt zijne compagnie op voor liet gevecht. Met de detail-instructie van het individu in de vuurlinie moet hij zich niet meer behoeven bezig te houden. De afgerichte recruten van een depotbataljon worden over het geheele rayon van dat depot verdeeld; elke veldcompagnie krijgt er dus slechts enkele manschappen van dit gebeurt meermalen in het jaar. Wanneer moet nu de compagnies commandant met de compagniesoefeningen aanvangenZou hij dit bij elk zes- a tiental recruten, dat hij krijgt, moeten doen; dan kwam de compagnie nooit verder. Doch waartóe zou het ook noodig zijn? De compagniesoefeningen kunnen steeds voortgezet worden, zonder dat de aankomst van eenige pas afgerichte manschappen daar in verandering behoeft te brengen. Als deze laatsten eene goede Zie: „De manoeuvres der 4e Inf. divisie in 1876," bladz. 128 en volg. De tacti sche leiding en de tactische handelingen worden daarin bevredigend genoemd, maai de Infanterie kon zich nog niet genoeg los maken van de gesloten orde, zij was bui tensporig kwistig met hare munitie en ging nog te overhaastig tot den storm over.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 387