388 leger zoo hoogst nuttigen wenkdat de officieren achter de tirailleur linie zich door een of meer rotten zullen doen vergezellen. Dit wordt in het nieuwe voorschrift niet bepaald, en is toch dringend noodig tegenover den Inlandschen vijand. Om eenig denkbeeld te krijgen van het groot aantal hoornblazersdat het nieuwe reglement bij het gevecht in verspreide orde noodig achtver zoeken wij den lezer de 31 en 61 achtereen te lezen en daarbij dan de aanbeveling van 61dat echter alleen in onvermijdelijke gevallen van signalen mag worden gebruik gemaaktniet over het hoofd te zien. Wij stellen onze beschouwingen over de signalen tot later uit, doch merken hier thans op, dat het verkeerd is bij iederen sectiecommandant een hoornblazer in te deelen, die toch niet blazen mag. Wij vinden een hoornblazer bij den compagniescommandant in de meeste gevallen voldoendeen zouden de anderen bij de reserve houden. Strijdt eene compagnie zelfstandigdan kan er soms een noodig zijn bij den sectiecommandant, die een flankaanval moet doen. 32. Verschillende bewegingen. Deze moet in het reglement volgen op 38; want men kan geene bewegingen met de tirailleurlinie uitvoeren, zonder vooraf de gevechtsorde te hebben aangenomen. Wat moet men verstaan door eene ruimere toepassing van de grondregels Wil dit zeggendat men nu meer van die grondregels mag afwijkenof beteekent hetdat die grondregels ook bij grootere afdeelingeu van toepassing zijn? Wie commandeert de commando's voor de tirailleurlinie, als deze uit meer dan ééne groep bestaat? De eerste, zoowel als de tweede afdeeling blijven hierop het ant woord schuldig; want in 5— 11 wordt slechts van de groep ge sproken en 32 zwijgt daarover geheel en al. Als de vuren naar de regels der le afdeeling geschieden, waarom geven dan de 39, 40 en 41 nieuwe voorschriften? De in deze behandelde frontverandering is weer die van eene stilstaande tirailleurlinie, welke in de werkelijkheid niet voorkomen kan, tenzij een bevelhebber zoo dom geweest ware om zijn troep

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 391