409 onderstreepten het woordje „reeds", omdat wij niet begrijpen, wan neer de compagniescommandant met een gedeelte zijner compagnie den hoofdtroep of de reserve moet voorstellenals hij het niet in deze af- deeling zou moeten doen. Doch wij wenschen vooral op eene andere ongerijmdheid in deze ongelukkige alinea te wijzennamelijk op de formatie, die volgens haar eene compagnie van 96 a 112 geweren zou kunnen aannemen. Die gevechtsformatie zou tl an bestaan in vier achter elkander geplaatste deelen (liniën of echelons) te weten: le de tirailleurlinie, 2e de soutienlinie, 3? den hoofdtroep en 4e de reserve. Feitelijk zou dan slechts ééne sectie het vuurgevecht voeren. AVij zul len over deze formatie verder maar zwijgenomdat wij reeds aange toond hebbendat men door van die zwakke compagnie slechts ééne sectie als reserve achter te houdenal niet meer dan drie groepen in de vuurlinie kan brengen't geen reeds gering genoeg is. Of men nu die sectie den hoofdtroepdan wel de reserve noemtdoet weinig ter zake; dit is echter zeker, dat beide niet te gelijk kunnen afgezonderd worden. Geen ander reglement schrijft dan ook zulk eene formatie voorzelfs terwijl de Europeesche legers thans bij de Infanterie compagnieën van minstens 200 geweren hebben. In 41 wordt gezegd, dat de hoofdtroep den aanval zal mede ma ken (bladz. 37); in 42 wordt gesproken van den gesloten troep die aan den aanval deelneemt (bladz. 38)in 46 staat„In deze afdeeling kan ter instructie eene sectie of groep worden genomen om die reserve voor te stellen"; daarentegen spreekt de laatste alinea van die 46 weer van den hoofdtroepeindelijk komt in 47 weer het woord reserve voor (bladz. 42). Heeft dit nu eenigen schijn van een im peratief reglement? Moeten deze verwarde voorschriften niet aanlei ding geven tot even verwarde begrippen en verwarde oefeningenzul len zij niet leiden tot allerlei fantaisie-formatiënen wie zal dan be- lissen, welke de minst verkeerde is? Het reglement weet soms zelf niet wat het wil. In dit opzicht was de oude tweede afdeeling Yon Scherff liecht aan het woord reserve het denkbeeld van iets uiterst taais, passiefs, volhardends; hij past daarom die benaming alleen toe bij den verdediger. De meer actieve afdeeling bij den aanvaller, die den geheelen aanval als 't ware op den voet volgt, noemt hij hoofdtroep.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 412