421
niet te boven ging het bedrag, dat zij uit 's lands kas zouden ont
vangen hebben, wanneer hunne echtgenooten of vaders in Indië waren
gesneuveld. Nadat dit fonds aldus eenige jaren had gewerkt, zag de
directie zich in 1867 genoodzaakt, der Ind. Regeering te verzoeken,
een paar reeds aangeboden voorstellentot bedeeling uit dat fonds
in. ad vies te houden, doordien door onvoorziene omstandigheden een
gedeelte der renten over 1866 en 1867 nog niet was binnengekomen, en
er zelfs waarschijnlijkheid bestonddat ook een gedeelte van het
kapitaal zou verloren gaan.
Hoewel de directie in de gelegenheid was, eenigen tijd later mede
te deelen, dat er zakelijke zekerheid was gesteld voor de geledene
verliezen en dat de bedeelingen op den ouden voet konden worden
voortgezet, had het gebeurde toch de aandacht getrokken van den
Minister van Koloniën. Ter voorkoming van verdere moeilijkheden,
gaf die staatsman in overweginghet Hulpfonds bij het WW. fonds
in te smelten. Na het over en weer doen van eenige voorstellen en
het uitbrengen van adviezen, werd het door den Minister geopperde
denkbeeld verwezenlijkt bij Kon. besluit van 18 Aug. 1869, waarbij
werd bepaalddat het kapitaal van het Hulpfondsgroot 280,230,695
werd overgegeven aan het "W. W. fondswaarvoor dit de verplich
ting op zich namde op dat- oogenblik uit het eerstgenoemde fonds
bedeelde weduwen en weezen volgens de gewone schaal uit te
betalen, en tevens die, welke zich ingevolge het bepaalde bij Z. M.
besluit van 20 Aug. 1862 alsnog mochten aanmelden.
Hoewel reeds tijdens de gedachtenwisseling over het meer of
minder verkieslijke, hetzij van het geven eener subsidie aan liet Y. P.
fonds, hetzij van het verminderen der contributiën voor het ~VY W. fonds
en het verhoogen der contributiën voor het Y. P. fonds, ook eene
vermindering der contributie voor eerstgenoemd fonds, afgescheiden
vau het tegemoetkomen aan de behoeften van het Y. Pfondswas
ter sprake gekomen, verliepen er echter jaren, alvorens de directie
op de verwezenlijking van dit denkbeeld kon terugkomen. Het onze
kere der lasten, welke ten behoeve van het Y. P. fonds konden
worden opgelegdzoomede de verplichting om in de eerste plaats
aan te dringen op eene verbetering der weduwen- en weezenpen-
sioenenwaren daarvan de hoofdoorzaken. Toen echter het fonds in