423
c. De storting in ééns bij het aangaan van een huwelijk (eene
vooral voor gepensioneerde officieren zeer bezwarende bepaling)
weder in termijnen te doen betalen.
Hoewel de directie meende, haar eenmaal gedaan voorstel, wat
betreft de vermindering der contributie, te moeten handhaven, had
zij echter geone bezwaren tegen de door den Minister voorgestelde
regeling; alleen wat het laatste punt betrof, achtte zij zich verplicht,
er op te moeten wijzen, dat een dergelijke maatregel onvermijdelijk
eene toeneming der huwelijken zou ten gevolge hebbenietsdat zij
niet in het belang van het fonds achtte.
Het resultaat van dit alles wasdat bij Gouv. Besl. dd. 1 Januari
1862 werd bepaald, dat, te beginnen met 1862, de gewone
contributie van 6°/0 voortaan telken jare, op voordracht van het
bestuur van hot fonds, door den Gouverneur-Generaal voor het
volgende jaar met zooveel ten honderd zou worden verminderd, als
de overwinst van het vorige jaar zou bedragen, mot dien verstande
echter, dat mindere bedragen dan 1 vol °/0 en buitengewone ont
vangsten niet zouden worden in rekening gebracht, doch bij het
kapitaal gevoegd wordenen dat bij. Gouv. Besl. van 20 December
1862 werd bepaald, dat, desverkiezendede buitengewone con
tributie bij het aangaan van een huwelijk ook zou kunnen worden
aangezuiverd ten aanzien van actief dienende officieren, bij gelijke
termijnen in 5 jaren, en door gepensioneerde officieren in 10jaren,
mits betalende eene rente van 5°/0 'sjaars. Tevens werd bepaald,
dat wanneer bij het overlijden van een gepensioneerd officier, die
na de dagteekening van het betrekkelijk Kon. Besl. (f) een huwe
lijk had aangegaan, mocht blijken, dat hij had verzuimd daarvan
aangifte te doenzijne weduwe of kinderen desniettemin pensioen
of onderstand zouden erlangen, wanneer zij zich daartoe aanmeld
den, tegen voldoening van hetgeen door den echtgenoot of vader had
moeten worden betaald, met bijberekening van 5°/0 rentete voldoen
door inhoudingen over een tijdvak van vijf jaren of langer, echter
Alg. Ord. 1862, No 4.
Alg, Ord, 1863 No 12.
(f) Kon. besl. van 20 Augustus 1862, No 45.