425 6e het verhoogen der kindergelden, door ze namelijk voor de eerste drie te brengen op 150 ieder, en voor elk kind meer dan drie ƒ100 daarenboven 7e het aantal weezen, meer dan drie bedragende, voor ieder boven dat aantal, de onderstand met 100 te vermeerderen; en 8C het uitbetalen van begrafeniskosten ook uit te strekken tot niet gehuwden. Alvorens deze in korte trekken geschetste geschiedenis te eindi gen rest ons nog met een enkel woord te vermeldendat de directie bij het rentegeven d maken liarer beschikbare kapitalen steeds vele en groote moeilijkheden heeft ondervondenmeest altijd als gevolg van de daaromtrent vastgesteldelastigebelemmerende bepalingen die echter langzamerhand zijn gewijzigd en opgeheven Hoewel het bovenstaande daartoe reeds voldoende stof oplevert, ligt het niet in onze bedoeling, alle betreffende het fonds, in den loop der jaren 1811 tot 1879 gedane voorstellengenomen besluiten, bestaan hebbende en nog bestaande toestanden, aan een kritisch onderzoek te onderwerpendoch willen wij ons er toe bepalen, omtrent eenige der voornaamste punten onze zienswijze mede te deelen. Het door Daendels in 1811 opgerichte fonds en de deelneming aan de Wen kas der officieren van de landmacht in het moe derland van 18151817 geven geene aanleiding tot beschouwingen. Alleen zij opgemerktdat de geheel op dwang en willekeur berustende bepalingen, voorkomende in het reglement van Daendelsook de basis uitmaken van dat van 1817, namelijkdat alle officieren een ze ker deel van hun inkomen moeten bijdragen. De aard van het fonds werd aldus van den beginne af miskend. Deze toch brengt mede, dat de door een gehuwd persoon gestorte bijdragenmet rente op rente aangegroeid tot aan den dag van zijn overlijdenbeschouwd moeten worden als eene sombestemd om van af dat oogenblik te dienen tot het uitbetalen van een jaarlijksch pensioen aan zijne we duwe Niets lag dus meer voor de hand dan het bepalen van de grootte van dat pensioen, en daarnaar die van de bijdragen te regelen, of, omgekeerd, het bedrag der bijdragen te bepalen, en daarnaar dat van het pensioen; natuurlijk zou daarbij rekening gehouden moeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 428