39 in beknopten, bruikbaren vorm, en onbekendheid met die zaken zou, als het er op aankomt, tot de noodlottigste misgrepen kunnen leiden. Men zij met het doen van voordrachten tot officier zoo omzichtig mogelijk. Is eenige militaire ontwikkeling onmisbaar, de hoedanigheid van in alle opzichten fatsoenlijk man te zijn, is dat niet minder. Het is bij de Schutterij een hoofdvereischte, dat ieder die eenig gezag uitoefent, ook zedelijk daartoe bevoegd zij, zich ook door zijne maat schappelijke meerderen wete te doen gehoorzamen en, zonder de disci pline prijs te geven, toch met de bijzondere omstandigheden, waarin burgersoldaten verkeeren, rekening te houden. Men moge met de beste bedoelingen bezield zijn, van militaire zaken meer weten dan een hoofdofficier van het Leger wanneer men van natuur barsch en on wellevend is, wanneer er ook maar het minste smetje op iemands naam kleeft, dan deugt men niet voor schutterofficier. We raden daar om aan, niemand tot het examen voor gegradueerde, en in geen geval tot dat voor officier toe te laten, wanneer het plaatselijk officierskorps, dat bij elke bevordering gehoord moet worden, daartegen gemotiveerd protest aanteekent. We zullen met een voorbeeld de noodzakelijkheid hiervan aantoonen. Zeker rekenplichtig ambtenaar, in zijne jonge ja ren ook officier der Schutterij, heeft een tekort in zijne kas. De jus titie onderzoekt de zaak, en, ofschoon de gemoedelijke overtuiging- bezittende, dat er malversatie is gepleegd, kan die niet bewezen worden, en de man wordt eervol, met behoud van recht op pensioen uit 'slands dienst ontslagen. De wet zegt nu wel, dat wanneer men eervol ont slagen is, het pensioen niet kan worden onthouden, maar niet, dat men aan een onder zulke omstandigheden ontslagen persoon, nog andere vrij winstgevende baantjes moet toekennen, welke aan andere gouver nementsambtenaren, die zich, wel is waar, niet in het bezit van eene officieele verklaring der volheid hunner eer mogen verheugen, doch die geen te kort in kas hadden noch hebben, en wier eerlijkheid boven twijfel is verheven, uitmuntend te stade zouden komen. Menverge- te echter niet, dat de man vrienden bezat onder de machtige raads lieden, van de Regeering. Toen hij zich op eene plaats vestigde, waar cene Schutterij bestond, en voor den krijgsraad geroepen werd, be weerde hij vrijstelling wegens zijn ouderdom te moeten genieten, doch voegde er bij, dat als dit niet zoo ware, hij niet anders dan als officier

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 42